Bron : BUITENLANDSE ZAKEN
Publicatie : 06-07-1983 nummer : 1983900036 bladzijde : 8815
Dossiernummer : 1966-12-19/31
Inwerkingtreding : 21-07-1983 Publicatie : 06-07-1983 nummer : 1983900036 bladzijde : 8815
Dossiernummer : 1966-12-19/31
Art. 18. 1. Een ieder heeft het recht op vrijheid van denken, geweten en godsdienst. Dit recht omvat tevens de vrijheid een zelf gekozen godsdienst of overtuiging te hebben of te aanvaarden, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst of overtuiging tot uiting te brengen door de eredienst, het onderhouden van de geboden en voorschriften, door praktische toepassing en het onderwijzen ervan.
2. Op niemand mag dwang worden uitgeoefend die een belemmering zou betekenen van zijn vrijheid een door hemzelf gekozen godsdienst of overtuiging te hebben of te aanvaarden.
3. De vrijheid van een ieder zijn godsdienst of overtuiging tot uiting te brengen kan slechts in die mate worden beperkt als wordt voorgeschreven door de wet en noodzakelijk is ter bescherming van de openbare veiligheid, de orde, de volksgezondheid, de goede zeden of de fundamentele rechten en vrijheden van anderen.
4. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag verbinden zich de vrijheid te eerbiedigen van ouders of wettige voogden, de godsdienstige en morele opvoeding van hun kinderen op pupillen overeenkomstig hun eigen overtuiging te verzekeren.
Art. 19. 1. Een ieder heeft het recht zonder inmenging een mening te koesteren.
2. Een ieder heeft het recht op vrijheid van meningsuiting; dit recht omvat mede de vrijheid inlichtingen en denkbeelden van welke aard ook op te sporen, te ontvangen en door te geven, ongeacht grenzen, hetzij mondeling, hetzij in geschreven of gedrukte vorm, in de vorm van kunst, of met behulp van andere media naar zijn keuze.
3. Aan de uitoefening van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde rechten zijn bijzondere plichten en verantwoordelijkheden verbonden. Deze kan derhalve aan bepaalde beperkingen worden gebonden, doch alleen beperkingen die bij de wet worden voorzien en nodig zijn :
a) in het belang van de rechten of de goede naam van anderen;
b) in het belang van de nationale veiligheid of ter bescherming van de openbare orde, de volksgezondheid of de goede zeden.
Psycholoog dr. Paula Caplan was destijds een van de critici van het DSM-IV, en zei in een interview dat het er sterk op leek dat het ‘steeds moeilijker wordt om mentaal gezond te zijn… Nieuwe mentale ziekten bevatten arrogantie, narcisme, over-creativiteit, cynisme en antisociaal gedrag. In het verleden waren dat ‘persoonlijkheidskenmerken’, maar nu zijn het ziekten. En natuurlijk zijn daar behandelingen voor.’
https://jdreport.com/ongehoorzaamheid-aan-overheid-officieel-een-psychiatrische-stoornis/
Mensenrecht
Hier in België mag je zeggen en schrijven wat je wil. Je mag bovendien proberen om anderen van jouw ideeën te overtuigen. Dat je vrij bent om te zeggen wat je wil, staat in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, in de Belgische grondwet en in het internationaal recht.
We vinden het recht op vrije meningsuiting bijvoorbeeld terug in het VN-Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten (artikel 19):
1. Iedereen heeft het recht zonder inmenging een mening te koesteren.
2. Iedereen heeft het recht op vrijheid van meningsuiting; dit recht omvat mede de vrijheid inlichtingen en denkbeelden van welke aard ook te garen, te ontvangen en door te geven, ongeacht grenzen, hetzij mondeling, hetzij in geschreven of gedrukte vorm, in de vorm van kunst, of met behulp van andere media naar zijn keuze.
3. Aan de uitoefening van de in het tweede lid van dit artikel bedoelde rechten zijn bijzondere plichten en verantwoordelijkheden verbonden. Deze kan derhalve aan bepaalde beperkingen worden gebonden, doch alleen beperkingen die bij de wet worden voorzien en nodig zijn:
a. in het belang van de rechten of de goede naam van anderen;
b. in het belang van de nationale veiligheid of ter bescherming van de openbare orde, de volksgezondheid of de goede zeden.
BeperkingenHet Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft er al vaak op gewezen dat de vrijheid van meningsuiting niet alleen geldt voor uitspraken waarin iedereen zich kan terugvinden. Deze vrijheid geldt ook voor uitspraken die een land of een deel van de bevolking kwetsen, choqueren of verontrusten. Zulke uitspraken zijn dus op zich niet strafbaar.
Maar aan het recht op vrijheid van meningsuiting zijn wel degelijk grenzen verbonden en is aldus niet absoluut. Zo mag in bepaalde gevallen het recht op vrijheid van meningsuiting beperkt worden om de nationale veiligheid, de bescherming van de goede zeden en de bescherming van de goede naam en rechten van anderen te waarborgen. Aan zulke inperkingen worden wel strikte eisen gesteld.
Uitspraken die aanzetten tot haat (hate speech) of discriminerende uitspraken kunnen ook niet door de beugel. De lijn tussen wat wel en wat niet kan is soms dun en niet iedereen is het altijd eens over die grens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten