Even mijn achtergrond.
Ik studeerde Economie-Moderne Talen tijdens mijn humaniora en volgde al sinds jonge leeftijd muziekonderwijs. Als kind wou ik artiest, wetenschapper of computerspecialist worden. Na mijn humaniora kreeg ik te kampen met jarenlange gezondheidsproblemen waardoor al mijn aandacht daar naartoe ging. Ik begon wel stelselmatig vrijwilligerswerk in de zorgsector te doen en werkte elke dag met mensen die uit het systeem waren gevallen, aangewezen op de zorg van de maatschappij. Dit legde de basis voor een diepe bekommernis om sociale welvaart en een opvangnet. Ik deed onderzoek rond armoede, gebaseerd op het werk van het centrum van Herman Deleeck, één van de architecten van de (actieve) welvaartsstaat. Ik was een paar jaar actief in de poëzie, schreef een paar boeken, en maakte een rockalbum samen singer-songwriter Charles Jarvis. Aangezien ik haast een tiental jaren was kwijtgeraakt wegens mijn gebrekkige gezondheid, kon ik mijn hogere studies niet onmiddellijk voltooien na mijn humaniora-opleiding. Vanuit de confrontatie met deze beperkingen kwam er een spirituele zoektocht bij mij op gang, waar ik me uitvoerig kon aan wijden en begeleiding vond bij de Lucis Trust, een spirituele niet-gouvernementele organisatie die samenwerkt met de Verenigde Naties. Ook bezocht ik af en toe een lezing van Loge De Witte Lotus, de Antwerpse tak van de Theosofische Vereniging. En daar bovenop bestudeerde ik de integrale filosofie op basis van het werk van de filosoof Ken Wilber en heel wat werken over transpersoonlijke en integrale psychologie. Ik leerde het belang van de V.N. kennen voor de wereldvrede, bestudeerde de problemen van de mensheid en nam mezelf voor hier mijn steentje in bij te dragen, wat betreft de samenleving een meerwaarde te bieden via mijn werken. Toen mijn gezondheid stilaan stabiliseerde begon ik eindelijk mijn hogere studies terug op te pikken. Het werd een zoektocht na een gepaste opleiding wat me veel deed proberen, maar waarbij ik ook vaak weer moest stoppen omdat het te zwaar werd voor mijn nog herstellende gezondheid. Uiteindelijk heb ik een basis in de psychologie gevolgd, een jaar rechtspraktijk met de focus op grondrechten, mensenrechten en internationaal recht gevolgd, waarbij ook de belangrijkste Europese verdragen aan bod kwamen. Anno 2014 vervolg ik de graduaatsopleiding Informatica (optie programmeren), een opleiding waar ik tien jaar geleden aan was begonnen, maar moest stoppen omdat ik plots klierkoorts kreeg met een leverinfectie wat me twee jaar met CVS opzadelde. Homeopathie, kruiden, meditatie en yoga hebben voorkomen dat mijn afweersysteem volledig zou instorten, terwijl mijn arts vreesde dat ik een tumor zou ontwikkelen. Mijn spirituele ervaringen gingen regelmatig over de grens van het waanzinnige, omdat ik te maken kreeg met een ontregeld kundalini-proces, wat tot enkele opnames leidde en waar amper een Westerse arts iets van begreep. Ik werd begeleid doorheen de jaren door het Spiritual Emergence Network, kreeg steun van een sjamane waar ik een workshop bij volgde, enkele yogi's gaven me wijze raad, ook de theosofen stonden me bij, en ik wisselde sporadisch van gedachte met enkele vrijmetselaars van de Reguliere Grootloge van België, wiens mystieke stroming ik bestudeerde zonder ooit ingewijd te zijn geworden. Theosofie lag en ligt me nog steeds meer, omdat het minder besloten gebeurt. Het was een leerrijke periode. Ik deed veel benefietactiviteiten in de culturele wereld, waaronder Music for Life, georganiseerd door Ernst Löw, waar enkele duizenden euro's werden ingezameld voor het goede doel.
Achter de schermen probeer ik nog steeds te helpen waar ik kan en tracht ik studeren en werken te combineren. Om die reden bouwde ik de website van Charles Jarvis uit en momenteel help ik nachtburgemeester, conferencier, schrijver en mediafiguur Vital Baeken (Vitalski). Het blijft ook fijn mijn vrienden te kunnen helpen met mijn kennis van informatica, psychologie en recht. Naast mijn activiteiten in het verleden in de kunstensector werkte ik ook regelmatig als webmaster, vaak voor weinig geld of soms vanuit goodwill gratis, waar ik dan iets voor terugkreeg, zoals bijvoorbeeld ooit gratis gitaarles.
"We moeten beseffen dat we maar zo sterk zijn als de zwakste schakel"
Herman Van Rompuy
De basis van mijn politieke visie
Aangezien ik geconfronteerd ben geweest in mijn eigen leven en ervaring opdeed in de zorgsector besef ik het belang van een sterke sociale zekerheid. Uitkeringen zouden allemaal opgetrokken moeten worden tot minstens aan de Europese relatieve armoedegrens. Ik baseer me hierbij ook op het belang van de mensenrechten die ernstig ingeperkt worden als je in de armoede belandt. Ik heb in mijn vier à vijf jaar als vrijwilliger dagelijks mensen gezien die moesten knokken om te overleven in een toestand waarbij ze op de goodwill van de omgeving en de maatschappij waren aangewezen. Artikel 23 van onze grondwet en artikel 25 van de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens zie ik als basisartikelen om deze rechten te verdedigen. Een mens verdient in zijn leven zoveel meer dan te moeten vechten om enkel in de basisbehoeften van Maslow te moeten voorzien, er is meer dan de onderkant van die piramide en een samenleving is het zijn burgers verschuldigd ervoor te zorgen dat iedereen zichzelf kan vrij kan ontplooien, zonder dat de burgers daarbij de rechten van anderen te schaden, natuurlijk.
|
Afbeelding : De behoeftenhiërarchie van Abraham Maslow |
De hele Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zou afdwingbaar moeten zijn voor elke nationale rechter en dus in nationale wetgeving moeten worden omgezet, overal ter wereld. In België kan je op basis van bovenstaande artikelen die ik aankaartte geen pleidooi voeren. Deze teksten zijn inspanningsverbintenissen, geen resultaatsverbintenissen. Het beleid moet er rekening mee houden, maar afdwingbaar zijn de twee bovengenoemde artikelen niet. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (E.V.R.M.) is vanuit de Raad van Europa tot stand gekomen en dat is al een hele goede stap in die richting. Hier moet de rechter wél rekening mee houden, het is juridisch direct afdwingbaar. Eventuele geschillen kunnen je tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens brengen (als je eerst alle nationale rechtsmiddelen hebt uitgeput), het Hof zal dan toetsen of er geen inbreuken zijn gemaakt op de artikelen uit het E.V.R.M. bij een rechtszaak tegen een bepaalde staat van de Europese Unie.
Art. 23, Belgische Grondwet (inspanningsverbintenis)
Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden.
Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepalen.
Die rechten omvatten inzonderheid :
1° het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid in het raam van een algemeen werkgelegenheidsbeleid dat onder meer gericht is op het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijk werkgelegenheidspeil, het recht op billijke arbeidsvoorwaarden en een billijke beloning, alsmede het recht op informatie, overleg en collectief onderhandelen;
2° het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en sociale, geneeskundige en juridische bijstand;
3° het recht op een behoorlijke huisvesting;
4° het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu;
5° het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing.
Ieder heeft het recht een menswaardig leven te leiden.
Daartoe waarborgen de wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel, rekening houdend met de overeenkomstige plichten, de economische, sociale en culturele rechten, waarvan ze de voorwaarden voor de uitoefening bepalen.
Die rechten omvatten inzonderheid :
1° het recht op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid in het raam van een algemeen werkgelegenheidsbeleid dat onder meer gericht is op het waarborgen van een zo hoog en stabiel mogelijk werkgelegenheidspeil, het recht op billijke arbeidsvoorwaarden en een billijke beloning, alsmede het recht op informatie, overleg en collectief onderhandelen;
2° het recht op sociale zekerheid, bescherming van de gezondheid en sociale, geneeskundige en juridische bijstand;
3° het recht op een behoorlijke huisvesting;
4° het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu;
5° het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing.
Artikel 25 – Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
- Eenieder heeft recht op een levensstandaard die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waarbij inbegrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, overlijden van de echtgenoot, ouderdom of ander gemis aan bestaansmiddelen, ontstaan ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil.
- Moeder en kind hebben recht op bijzondere zorg en bijstand. Alle kinderen, al dan niet wettig, zullen dezelfde sociale bescherming genieten.
(beide artikelen zijn juridisch niet afdwingbaar voor een nationale rechter in België)
Ons land is een enorm welvarend land. Ondanks de hoge lasten die door de gemiddelde burger worden betaald, geeft de overheid hiervoor te weinig terug. Dat stelde VOKA vast na een onderzoek (Zie: http://www.express.be/business/nl/economy/belgie-is-middelmaat-u-betaalt-veel-en-krijgt-weinig/196667.htm). Veel te veel geld wordt opgebruikt door de overheid en verdwijnt naar instanties en in de zakken van onze leiders, zonder voor echt sociale voorzieningen te zorgen die evenredig zijn met wat de burger afstaat aan de staat. Van mij heeft iedereen het recht veel geld te verdienen, maar niet op kosten van de belastingbetaler. Vanuit mijn integrale visie die ik heb ontwikkeld doorheen de jaren, kan ik me soms vinden in sommige standpunten van alle partijen uit heel het politieke spectrum, hoewel het accent bij mij nog steeds aan de linkerkant van het spectrum bevindt. Ik vind het belangrijk de basis te versterken, omdat deze nu eenmaal het meeste ondersteuning nodig heeft. Zonder te pleiten voor communisme als staatsvorm als oplossing voor het kapitalisme, moet ik toegeven dat ik uit de geschriften van Karl Marx wel wat geleerd heb. Je moet Das Kapital wel in zijn tijdsgeest zien. Ondertussen is er veel verbeterd voor de arbeidsklasse, zeker sinds het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden is er ook alweer een onrecht uit de wereld geholpen. Er is echter nog meer werk aan de winkel. Als je de verdeling van de welvaart in grafiekvorm bestudeert kom je een hallucinante vaststelling : de champagneglasverdeling.
Afbeelding: Champagne-Glass Distribution
Ik denk dat het grootste deel van de problemen te wijten is aan een groep ultrarijke kapitalisten die als ze willen heel veel van de wereldproblemen kunnen oplossen, maar weigeren dit te doen uit zelfzucht. Deze groep is de eerste groep die op haar verantwoordelijkheden moet gewezen worden, dus een vermogensbelasting voor de hoogste inkomens vind ik een heel logisch gevolg. De politiek heeft er echter nog nooit werk van gemaakt. Lobbygroepen hebben nog teveel invloed op het reilen en zeilen van onze politieke besluitvorming.
Ondernemerschap moet zeker ook aangemoedigd worden. Zelfstandigen betalen enorm veel belastingen en krijgen ook daar veel te weinig sociale bescherming voor in de plaats. Een aanzienlijk deel van de kleine zelfstandigen leeft in armoede, ook daar weer een argument ook voor deze groep om de uitkeringen minstens te verhogen tot aan de Europese armoedegrens. In het verlengde daarvan vind ik de strijd voor een Europees basisinkomen een strijd die de moeite waard is om te strijden, alweer op basis van grondwetsartikel 23 en artikel 25 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
Ondernemerschap moet zeker ook aangemoedigd worden. Zelfstandigen betalen enorm veel belastingen en krijgen ook daar veel te weinig sociale bescherming voor in de plaats. Een aanzienlijk deel van de kleine zelfstandigen leeft in armoede, ook daar weer een argument ook voor deze groep om de uitkeringen minstens te verhogen tot aan de Europese armoedegrens. In het verlengde daarvan vind ik de strijd voor een Europees basisinkomen een strijd die de moeite waard is om te strijden, alweer op basis van grondwetsartikel 23 en artikel 25 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.
SOCIALE ZEKERHEID EN HERVERDELING VAN DE WELVAART
Het belang van het basisinkomen voor het precariaat (*)
Precariaat is een sociologisch en economisch begrip. Het is een portmanteau van de woorden precair en proletariaat. Dit neologisme werd omschreven door hoogleraar ‘Economische zekerheid’ Guy Standing van de universiteit van Bath. Het verwijst naar de onzekerheid op sociaal, economisch, cultureel en politiek vlak van een groeiende groep in onze maatschappij, wat uitmondt in populisme en extremisme.
Rijk zijn is geen schande. Iedereen zou moeten kunnen delen in de welvaart van de wereld en evenveel moeten kunnen genieten van de bronnen van de aarde. Een economie gebaseerd op alle grondstoffen die eerlijk verdeeld zouden worden over alle wereldbewoners blijft een droom, maar zoals het er nu naar uit ziet slechts een utopie. Het zal van de sterkste schouders afhangen om hier veel aan te doen, maar daar wringt vaak het schoentje qua verantwoordelijkheidsbesef. Inkomensongelijkheid in samenlevingen zorgt voor meer criminaliteit, armoede, mentale ongemakken, verslavingen, enzovoorts. Ik ben een voorstander van het streven naar een meer egalitaire samenleving (een socialistisch standpunt) zonder de vrijheid en eigenheid van het individu teveel te beknotten via overdreven overheidsbemoeienis (een liberaal standpunt). Teveel individuele vrijheid kan echter nefast zijn voor de gelijkheid in de samenleving als bepaalde groepen hun vrijheid gaan botvieren ten koste van anderen. Ik ken enkele mensen uit de ultrarijke kapitalistische klasse. Ik zeg niet dat al die mensen slecht zijn, alleen zijn ze zo gedreven door geld en macht dat het schrijnend is. Sommigen van hen schamen zich er niet voor de mensheid voor te stellen als de werkende slaven van de economische en/of adellijke elite. Het is vaak altijd dezelfde groep van machtige, zelfzuchtige kapitalisten geweest die doorheen de geschiedenis de macht hadden, en ze beïnvloeden heel het financiële systeem en de politiek via lobbygroepen, en denken daarbij vooral aan hun eigen voordelen. Filantropie en schenkingen aan liefdadigheidsinstellingen gebeurt ook door deze groep, maar dan ook vaak om het geweten te sussen en omdat men schenkingen toch kan aftrekken van de belastingen. De tekst “Het probleem van kapitaal, arbeid en werkgelegenheid” door Alice Bailey, die mede aangeraden wordt bij de reeks studiestellen “De problemen der mensheid” en die door de Lucis Trust, een spirituele NGO onder de Verenigde Naties, wordt verspreid, gaat hier dieper op in. Deze niet-gouvernementele organisatie heeft een raadgevend statuut in de sociale en economische raad van de Verenigde Naties. We moeten beseffen dat we een menselijke familie zijn als basis die in vrede moeten zien te overleven en trachten samen het hoofd te bieden aan de problemen van de toekomst. Daarom is in de politiek het belang van consensus belangrijk en het respect voor de vrije meningsuiting en de mening van anderen, ook al is die tegengesteld aan je eigen visie. Niemand mag over het hoofd gezien worden, en discriminatie zou uit den boze moeten zijn, of dit nu negatieve of positieve discriminatie is. Men moet in de politiek niet enkel jacht maken op de zwaksten voor activering, maar ook de kapitaalkrachtigsten der aarde durven aanspreken om net meer zuurstof te geven aan de onder-en middenklasse.
Alice Bailey schrijft :
“First of all, it must be recognized that the cause of all world unrest, of the world wars which have wrecked humanity and the widespread misery upon our planet can largely be attributed to a selfish group with materialistic purposes who have for centuries exploited the masses and used the labor of mankind for their selfish ends. From the feudal barons of Europe and Great Britain in the Middle Ages through the powerful business groups of the Victorian era to the handful of capitalists - national and international - who today control the world's resources, the capitalistic system has emerged and has wrecked the world. This group of capitalists has cornered and exploited the world's resources and the staples required for civilized living; they have been able to do this because they have owned and controlled the world's wealth through their interlocking directorates and have retained it in their own hands. They have made possible the vast differences existing between the very rich and the very poor; they love money and the power which money gives; they have stood behind governments and politicians; they have controlled the electorate; they have made possible the narrow nationalistic aims of selfish politics; they have financed the world businesses and controlled oil, coal, power, light and transportation; they control publicly or sub rosa the world's banking accounts.The responsibility for the widespread misery to be found today in every country in the world lies predominantly at the door of certain major interrelated groups of business men, bankers, executives of international cartels, monopolies, trusts and organizations and directors of huge corporations who work for corporate or personal gain. They are not interested in benefiting the public except in so far that the public demand for better living conditions will enable them - under the Law of Supply and Demand - to provide the goods, the transportation, light and power which will in the long run bring in heavier financial returns. Exploitation of man power, the manipulation of the major planetary resources and the promotion of war for private or business profit are characteristic of their methods.
In every nation, such men and organizations - responsible for the capitalistic system - are to be found. The ramifications of their businesses and their financial grasp upon humanity were, prior to the war, active in every land and though they went underground during the war, they still exist. They form an international group, closely interrelated, working in complete unity of idea and intention and knowing and understanding each other. These men belonged to both the Allied Nations and the Axis Powers; they have worked together before and through the entire period of the war through interlocking directorates, under false names and through deceptive organizations, aided by neutrals of their own way of thinking. Today, in spite of the disaster which they have brought upon the world, they are again organized and renewing their methods; their goals remain unchanged; their international relationships remain unbroken; they constitute the greatest menace mankind faces today; they control politics; they buy prominent men in every nation; they insure silence through threat, cash and fear; they amass wealth and buy a spurious popularity through philanthropic enterprise; their families live soft and easy lives and seldom know the meaning of God-ordained work; they surround themselves with beauty, luxury and possessions and shut their eyes to the poverty, stark unhappiness, lack of warmth and decent clothing, the starvation and the ugliness of the lives of the millions by whom they are surrounded; they contribute to charities and church agencies as a salve to their consciences or to avoid income taxes; they provide work for countless thousands but see to it that these thousands receive so small a wage that real comfort, leisure, culture and travel are impossible.The above is a terrible indictment. It can, however, be substantiated a thousand times over; it is breeding revolution and a growing spirit of unrest. The masses of the people in every land are aroused and awakening and a new day is dawning. A war is starting between the selfish monied interests and the mass of humanity who demand fair play and a right share of the world's wealth.There are those, however, within the capitalistic system who are aware of the danger with which the monied interests are faced and whose natural tendency is to think along broader and more humanitarian lines. These men fall into two main groups:First, those who are real humanitarians, who seek the good of their fellowmen and who have no desire to exploit the masses or to profit by the misery of others. They have risen to place and power through their sheer ability or through inherited business position and they cannot avoid the responsibility of the disposal of the millions in their hands. They are frequently rendered helpless by their fellow executives and their hands are largely tied by the existing rules of the game, by their sense of responsibility to their stockholders and by the realization that, no matter what they do - fight or resign - the situation remains unchanged. It is too big for the individual. They remain, therefore, relatively powerless. They are fair and just, decent and kind, simple in their way of life and with a true sense of values, but there is little of a potent nature that they can do.Second, those who are clever enough to read the signs of the times; they realize that the capitalistic system cannot continue indefinitely in the face of humanity's rising demands and the steady emerging of the spiritual values. They are beginning therefore to change their methods and to universalize their businesses and to institute cooperative procedures with their employees. Their inherent selfishness prompts the change and the instinct of self-preservation determines their attitudes. In between these two groups are those who belong to neither the one nor the other; they are a fruitful field for the propaganda of the selfish capitalist or the unselfish humanitarian.It might be well to add here that the selfish thinking and the separative motivation which distinguishes the capitalistic system is also to be found in the small and unimportant business men - in the corner grocery, the plumber and the haberdasher who exploits his employees and deceives his customers. It is the universal spirit of selfishness and the love of power with which we have to contend. The war has, however, acted like a purge. It has opened the eyes of men to the underlying cause of war - economic distress, based on the exploitation of the planet's resources by an international group of selfish and ambitious men. The opportunity to change things is now present.”
Zonder in afgunst te vervallen zou de burger en de politiek het probleem duidelijk moeten zien, de globale ongelijkheid in samenlevingen tussen de verschillende klassen, en de ongelijkheid tussen naties onderling. Ik ben daarom ook een grote voorstander voor ontwikkelingssamenwerking als solidariteit tussen de rijkste en meest welvarende landen en de ontwikkelingslanden. Dit geldt ook binnen elke samenleving op zich. De veel gehoorde slogan “De sterkste schouders dragen de meeste lasten” is een waarheid als een koe, in de praktijk is het net omgekeerd wat er gebeurt en bezit een hele kleine groep heel veel geld, en een hele grote groep amper iets. Hetzelfde geldt voor de belastingsbijdragen. Dat dit tot ongelukkige politieke tendensen leidt werd al eerder in degelijke literatuur aangegeven:
The precariat has no control over its time, and no economic security. Many in it suffer from what I have called in the book, a precarity trap. This is on top of the familiar poverty trap created by the folly of ‘targeting’ on the poor via means-tested social assistance. The precariaty trap arises because it takes time for those on the margins of poverty to obtain access to benefits, which means their hardships are underestimated, while they have no incentive to take low-income temporary jobs once they are receiving benefits.
Many people outside the precariat feel they could fall into it at any time. They fear becoming bag ladies, living in the street with a couple of plastic bags. Many suffer from a precariatised mind, unable to forge an identity, flitting electronically or between time-using activities.The worst fear of all is that a large part of the precariat, and those fearing a life in it, could be drawn to neo-fascism. This is happening. Populist politicians, led by Berlusconi and Sarkozy, have played on the fears of their domestic precariat. Their venal populism will be defeated only by a politics of paradise, a strategy for enabling the precariat to gain control of their lives, to gain social and economic security, and to have a fairer share of the vital assets of our 21st century society.
Guy Standing is Professor of Economic Security, University of Bath, England, and co-president of BIEN (the Basic Income Earth Network).This quote from an article draws on his new book, The Precariat – The New Dangerous Class, published by Bloomsbury.
More : http://www.policy-network.net/pno_detail.aspx?ID=4004&title=+The+Precariat+%E2%80%93+The+new+dangerous+class
INTEGRATIE EN MIGRATIE
Qua integratie en asielbeleid vind ik het logisch dat een welvarend land als België nieuwkomers aantrekt. Deze moeten op hun rechten en plichten gewezen worden, net zoals dat voor iedereen geldt, zonder een jacht te maken op allochtonen of hen te discrimineren of als zondebok te gebruiken voor alle kwaad in de wereld. Conflicten gebaseerd op basis van religie is gevaarlijk en moet ten allen tijde vermeden worden. Ik begrijp zelfs soms het standpunt van de meest uiterst rechtse partijen als ze zeggen dat er meer immigratie is dan een land kan dragen, voor wat België betreft – ik begrijp dat in die zin dat een land niet iedereen kan opvangen, maar langs de andere kant is een keuze voor een partij die dit enkel maar verkondigt en voor tweedracht en strijd tussen bevolkingsgroepen en culturen zorgt, nooit een verstandige keuze; we leven in een globaliserende wereld met open grenzen binnen Europa en kan je migratie niet wegdenken. De multiculturele samenleving is een feit en we kunnen mensen alleen maar stimuleren en ondersteunen om de taal te leren, opleiding te volgen en zo goed mogelijk de immigranten een plek te laten vinden in de samenleving, zonder jacht op hen te maken. Racisme is bij wet verboden en dat is maar goed ook. Mensen terugsturen naar het land van herkomst vind ik onlogisch als ze goed geïntegreerd zijn, als er tegelijkertijd wel criminelen mogen blijven. Ergens moet men grenzen stellen, maar laat het humane grenzen zijn. Immigratiebeleid zou Europees moeten gevoerd worden en niet nationaal, zo kan men de opvang van bepaalde bevolkingsgroepen eventueel spreiden over verschillende landen.
ARMOEDEBELEID
Absolute armoede betekent dat iemand leeft op de rand van het bestaansminimum. Het ontbreekt hem aan voedsel, veilig drinkwater, sanitair, gezondheid, onderwijs, onderdak en informatie. Absolute armoede komt vooral voor in ontwikkelingslanden. Bij relatieve armoede worden de levensomstandigheden van een groep of persoon beoordeeld in verhouding met zijn omgeving. Het is dus feitelijk een index voor inkomensongelijkheid. Relatieve armoede komt overal voor.
Armoede is niet beperkt tot inkomensarmoede. Het heeft veel dimensies, zoals sociale uitsluiting, gebrekkige toegang tot onderwijs en een korte levensverwachting. Ontwikkelingsdeskundigen hanteren dan ook voor het gebruik bredere definities van armoede.
Volgens de Wereldbank heeft armoede vele gezichten, die van plaats tot plaats en van tijd tot tijd veranderen. “Armoede is honger. Armoede is gebrek aan onderdak. Armoede is ziek zijn en niet naar een dokter kunnen. Armoede is niet naar school kunnen en niet kunnen lezen. Armoede is geen baan hebben, vrezen voor de toekomst en leven van dag tot dag. Armoede is een kind verliezen aan een ziekte die veroorzaakt is door vuil water. Armoede is machteloosheid, gebrek aan vertegenwoordiging en vrijheid.”[1]
De Indiase econoom Amartya Sen gebruikt dit laatstgenoemde aspect, gebrek aan vrijheid, om armoede te beschrijven. Volgens Sen is armoede gebrek aan vrijheid om het soort leven te leiden dat men wil. Naast economische onvrijheid, kan er bijvoorbeeld sprake zijn van gebrek aan politieke vrijheid, gebrek aan sociale voorzieningen (onderwijs en gezondheidszorg), en gebrek aan sociale zekerheid. Armoedebestrijding moet zich volgens deze visie richten op het opheffen van onvrijheden.[2]
(Bron: wikipedia)
(Bron: wikipedia)
2. Sen, A. Development as Freedom, Oxford University Press, 1999
Ik baseer mij verder op de Vier Vrijheden van President Franklin Roosevelt als inspiratiebron voor de politici en beleidsmensen van morgen. Deze vrijheden zijn heel belangrijk. Ik wil ze hier nog eens aanhalen.
"In de toekomstige dagen, die wij trachten veiliger te maken, kijken we uit naar een wereld die gebaseerd is op vier essentiële menselijke vrijheden.
1. De eerste is de vrijheid van spreken en meningsuiting - overal in de wereld;
2. De tweede is de vrijheid van elk persoon om god te aanbidden op zijn eigen manier - overal in de wereld;
3. De derde is de vrijwaring van gebrek - die, vertaald binnen het kader van de wereld, economische verstandhoudingen in de zin heeft die elk land een gezond leven in vredestijd voor zijn inwoners verzekert - overal in de wereld;
4. De vierde is de vrijwaring van vrees - die, vertaald binnen het kader van de wereld, een wereldwijde reductie betekent van bewapening naar zo'n punt en op zo'n grondige wijze, dat geen land in de gelegenheid zal zijn een daad van fysieke agressie te plegen tegen welke buur dan ook - overal in de wereld.
- Dat is geen visie voor een ver millennium. Het is een duidelijk omschreven basis voor een soort wereld die bereikbaar is in onze eigen tijd en generatie. Die soort wereld is zeer in tegenstelling met de zogenaamde nieuwe orde van tirannie die de dictators trachten te creëren met de inslag van een bom."
Roosevelt, 7 januari 1941
Deze tekst van Roosevelt is nog steeds actueel en kan een leidraad bieden voor de toekomst. Vrijheid van gebrek aan financiële middelen heeft Roosevelt wijselijk mee in zijn speech opgenomen, het blijft belangrijk.
ONDERWIJS EN WERKGELEGENHEID
Een basisinkomen blijft een streefdoel naar de toekomst. Iedereen zou een inkomen als basis moeten genieten dat boven de relatieve armoedegrens zit als basis. Onderwijs is heel belangrijk en zou naast het reguliere onderwijs nog via vele alternatieve vormen kunnen gestimuleerd worden. Afstandsonderwijs via het internet biedt nog vele mogelijkheden om groepen te bereiken die anders moeilijk tot studie komen omdat ze niet passen binnen het reguliere circuit. Het modulair systeem in het hoger onderwijs is al een belangrijke stap voorwaarts. Ik blijf een voorstander van de mogelijkheid om levenslang te kunnen leren en die kans dan ook te kunnen grijpen tegen een zo laag mogelijke kostprijs. Dit om zo later in je beroepsleven en in de samenleving als mens een meerwaarde te kunnen betekenen met je opgedane kennis en ervaring. We worden steeds meer een kennis-en diensteneconomie, dus dit blijft ontzettend belangrijk. Ook wie zoals ik na zijn humaniora niet onmiddellijk het normale studietraject kon voldoen, moet kunnen herkansen qua onderwijs op eigen tempo. Het volwassenenonderwijs doet dit uitstekend. De focus van arbeid als statussymbool of bepalende factor voor je identiteit is stilaan achterhaald. Het omgekeerde mag geen waarheid zijn, namelijk dat wie niet of minder kan werken, als minderwaardig zou worden beschouwd. Clare Graves voorspelde al eens dat in de samenleving van de toekomst het belangrijker zal worden wat met in zijn vrije tijd voor de samenleving doet, dan wat men louter voor zijn broodwinning uitoefent. Alice Bailey gaat nog een stap verder met te stellen dat ooit ons grootste probleem het invullen van onze vrije tijd zal zijn. We zullen zien of het waarheid wordt, ik heb geen glazen bol...
Qua werkgelegenheid vind ik dat men werkloosheidsuitkeringen nooit mag beperken in de tijd. Voor bepaalde rechten is lang en hard gevochten en die rechten mogen niet teruggedrongen worden omdat het risico voor individuen om in armoede te belanden te groot is. Een activeringsbeleid zou zich meer kunnen toespitsen op het stimuleren van de intrinsieke motivatie (*) van
Volgens de zelfbeschikkingstheorie is extrinsieke motivatie de motivatie die ontstaat vanuit een externe bron, bijvoorbeeld het vooruitzicht op een beloning of een straf bij een bepaalde handeling. Bij intrinsieke motivatie komt de motivatie vanuit de persoon zelf. Deze handelt niet om een externe beloning te bemachtigen of een straf te ontkomen, maar vanwege de intrinsieke waarde van de activiteit op het moment zelf of voor het behalen van een doel in de toekomst.
mensen en beter kunnen aansluiten bij de persoonlijkheid van elk individu op basis van de persoonlijke talenten en voorkeuren. Het gebruik van de Myers-Briggs persoonlijkheidstesten bij het zoeken naar opleiding of werk zou een belangrijke hulp kunnen zijn om de natuurlijke voorkeuren en talenten te kunnen opsporen in elk individu en zo beter te kunnen cultiveren. Arbeid waarbij mensen louter tot robots worden gereduceerd en slaafse handelingen moeten uitvoeren zonder enige kans op persoonlijke groei zou afgeschaft moeten worden. Ik denk hierbij aan het boek van Schumacher dat mij werd aangeraden door de NGO waar ik mee samenwerkte. Ik citeer:
“Mechanical, artificial, divorced from nature, utilizing only the smallest part of man’s potential capabilities, it sentences the great majority of workers to spending their lives in a way which contains no worthy challenge, no stimulus to self-perfection, no chance of development, no element of Beauty, Truth, or Goodness.”
From : Ernst Friedrich Schumacher, Good Work, uitg. Harper & Row Publishers, New York (1979)
From : Ernst Friedrich Schumacher, Good Work, uitg. Harper & Row Publishers, New York (1979)
Het werken om te overleven zou met de toenemende informatisering ooit tot het verleden kunnen behoren, zeker als we het basisinkomen kunnen realiseren en steeds meer robots en machines belangrijke taken zullen gaan overnemen in de toekomst. Er zou dan meer plaats kunnen komen voor arbeid gekoppeld aan zelfontplooiing en zelfactualisatie, wat op zich dan weer meer gemotiveerde en meer productieve arbeiders voortbrengt die zich altruïstischer zullen opstellen voor de samenleving. Vooral wie bestaanszekerheid heeft, vindt rust omdat de persoon in kwestie niet moet vechten om te overleven maar meer vanuit intrinsieke motivatie zijn leven kan inrichten. Studies wezen ook uit dat mensen toch actief bezig blijven mét een basisinkomen en blijven werken.
TOT SLOT
Ik heb hierbij de belangrijkste basispunten aangehaald die ik belangrijk vind voor de politiek. We mogen niet vergeten dankbaar te zijn voor het bed waar we in kunnen slapen, elke dag te kunnen eten, een douche te kunnen nemen, stromend water tot onze beschikking hebben, en toegang tot informatie via internet te hebben, we zijn daarbij al rijker dan de meeste 75% van de wereldburgers. Ik zou hier nog dieper kunnen op ingaan, maar dan zou dit essay te uitgebreid worden. Ik laat dit over aan anderen. Wat ik hier neerschreef zie ik als de basis. Aangezien ik in de toekomst wellicht als freelancer aan de slag ga, vind ik de standpunten vanuit het liberalisme en sommige argumenten van de rechterzijde ook belangrijk. Alleen mag individuele persoonlijke en economische vrijheid nooit ten koste gaan van anderen. Neoliberalisme zie ik als een negatieve benaming voor de ontsporingen van het klassieke liberalisme. Ik sluit me aan bij Dirk Verhofstadt in deze visie dat niet alle liberale modellen het neoliberalisme aanhangen, hoewel dit laatste wel mee voor de crisis heeft gezorgd en de veroorzakers eigenlijk de schade zouden moeten vergoeden, volgens het Burgerlijk Wetboek, Art. 1382. In tegenstelling heeft men de banken gered met overheidsgeld en de schuld afgeschoven op gewone werkmensen en de zwaksten door harde besparingen in Europa. Ik streef naar een integrale visie, maar vind momenteel nog het meeste aansluiting bij het socialisme en kan me tevens vinden in sommige van de standpunten van Groen, PVDA+, Sp.a en OpenVld, dus zonder daarbij de rechterzijde helemaal weg te denken. De piratenpartij komt met een integrale manier van aan politiek doen waar ik ook veel voor voel: het denken voorbij links en rechts, voor een basisinkomen en vanuit het zelfbeschikkende individu dat samenkomt met anderen om een langetermijnvisie te creëren dat oplossingen biedt voor de politieke problemen van vandaag, aldus de piratenpartij. Samenwerking daar komt het aan liefst voorbij links en rechts, met oog voor de fundamentele basisrechten van iedereen. Ik kan elke wakkere burger en activist aanraden minstens de grondwet, het UVRM (Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens), EVRM (Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) en het Handvest voor de Grondrechten van de Europese Unie te bestuderen als steun in de strijd.
“Elke daad van de mens, waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden.” - (Art. 1382, Burgerlijk Wetboek)
Succes en blijf positief! De toekomst ligt aan onze voeten, als we er durven in geloven en populisten en fascisten niet tolereren in de politieke arena om de overhand te nemen, zonder hen het democratisch recht om te bestaan te ontkennen. Voor de geïnteresseerden zijn er nog bijlagen toegevoegd. Verenig jullie in goede wil, er valt niks te verliezen! En hopelijk waart er weldra het juiste spook door Europa, zonder dat dit het spook van het communisme hoeft te zijn, laat het hart en de solidariteit maar spoken op 25 mei. De kapitalistische welvaartsstaat heeft ook veel goede dingen gebracht, laten we het kind nooit met het badwater weggooien. Systeemdenken en naar een synthese werken van structuren en ideologieën die bewezen hebben echte problemen aan de pakken, verdienen alle aandacht. Van onze politici moeten we een beleid eisen waarbij nooit voorbij wordt gegaan aan de fundamentele mensenrechten. In plaats van zwakkere groepen te beschimpen en te viseren zou men de economisch en sociaal sterken beter motiveren om de handen in elkaar te slaan en de wereldproblemen aan te pakken. Het is nog steeds ondenkbaar hoe sommigen in de totale armoede moeten overleven of zelfs sterven van de honger, terwijl er mensen zijn wiens geld nooit opraakt en die het machtsmonopolie dat ze hierbij realiseren liever in eigen handen houden, in plaats van te delen. We moeten de oorzaken van de samenlevingsproblemen niet zoeken bij de allochtoon, de werkloze, de zieke of ieder ander mens die blij is te kunnen overleven in vaak moeilijke omstandigheden, maar blijven strijden voor een samenleving waar iedereen het mogelijk wordt gemaakt in vrede gelukkig te leven in het land waarin je woont, zonder discriminatie of welke heksenjacht tegen gecreëerde zondebokken. Blijf werken aan een rechtvaardige samenleving waarin iedereen meetelt en vergeet nooit :
"A nation's greatness is measured by how it treats its weakest members."
~
Mahatma Ghandi
BIJLAGEN
The problems of humanity:
– The Problem of Capital, Labor and Employment
– The Problem of Capital, Labor and Employment
In a unique sense we stand today at the dawn of an entirely new economic age. This is increasingly obvious to all thinking people. Because of the triumph of science - the release of the energy of the atom - the future of mankind and the type of the incoming civilization is unpredictable. The changes which are imminent are so far-reaching that it is apparent that the old economic values and the familiar standards of living are bound to pass away; no one knows what will take their place.
Conditions will be basically altered; along certain lines, such as the distribution of coal and oil for lighting, heating and transportation, is it not possible that in the future neither of these planetary resources will be required? These are two instances of the fundamental changes which the use of atomic energy may make in future civilized living.
Two major problems will grow out of this discovery - one immediate in nature and the other to be later developed. The first is that those whose large financial interests are bound up in products which the new type of energy will inevitably supersede will fight to the last ditch to prevent these new sources of wealth from benefiting others. Secondly, there will be the steadily growing problem of the release of man power from the grueling labor and the long hours today required in order to provide a living wage and the necessities of life. One is the problem of capital and the other is the problem of labor; one is the problem of established [67] control of the purely selfish interests which have for so long controlled the life of humanity and the other is the problem of leisure and its constructive use. One problem concerns civilization and its correct functioning in the new age and the other concerns culture and the employment of time along creative lines.
It is not useful here to prophesy the uses to which the most potent energy hitherto released for man's helping can or will be put. Its first constructive use was to end the war. Its future constructive use lies in the hands of science and should be controlled by the men of goodwill to be found in all nations. This energy must be safeguarded from monied interests; it must be turned definitely into the usages of peace and employed to implement a new and happier world. An entirely new field of investigation opens today before science and one which they have long wished to penetrate. In the hands of science, this new potency is far safer than in the hands of capital or of those who would exploit this discovery for the increase of their dividends. In the hands of the great democracies and of the Anglo-Saxon and Scandinavian races, this discovery is safer than in other hands. It cannot however be kept in these hands indefinitely. Other nations and races are discovering this "secret of release" and the future security of humanity is, therefore, dependent upon two things:
1. The steady and planned education of the people of every nation in right human relations and the cultivation of the spirit of goodwill. This will lead to a complete revolution of the present political regimes, which are largely nationalistic in their planning and selfish in their purposes. True democracy, at present only a dream, will be founded on education for goodwill.
2. The education of the children of the future in the fact of human unity and the use of the world's resources for the good of all. [68]
Certain nations, because of their international character and the multiplicity of races which compose them, are normally more inclusive in their thinking and planning than are the others. They are more prone to think in term of humanity as a whole than are the others. Such nations are the United States, the British Commonwealth of Nations and the united Soviet Socialist Republics. Many nations and races constitute these three Great Powers - the central triangle at the heart of the coming new world. Hence their opportunity to guide mankind at this time and their innate responsibility to act as world leaders. Other races have no such inherent capacity. They are not, for instance, successful colonists and are more nationalistic and exploiting in their approach to "subject races". For the three Great Powers, the fusion of the many elements composing their nationals into a united whole has been a necessary conditioning impulse. The basic intention of the United States is the well-being of all within its national jurisdiction and the "pursuit of happiness" is a familiar citation of this intent; the fundamental principle governing British rule is justice for all; the underlying motive of the U.S.S.R. is right living conditions, opportunity for all and the general leveling of all separative classes into one thriving group of human beings. All these objectives are good and their application to the life of humanity will guarantee a happier and more peaceful world.
In every country without exception there are the good and the bad elements; there are progressive and reactionary groups. There are cruel and ambitious men in Russia who would gladly exploit the world for the gain of Russia and who would seek to impose the will of the proletariat upon all classes and castes throughout the civilized world; there are thinking men in Russia and men of vision who are opposing them. There are reactionary and class conscious people in the British [69] Empire who fear the growing power of the masses and who hang on desperately to their inherited prestige and standing; they would hold back the British people from progress and would like to see the restoration of the old hierarchical, paternalistic and feudal system; the mass of the people, speaking through the voice of labor, will have none of it. In the United States there is isolation, the persecution of such minorities as the Negro race and an ignorant and arrogant nationalism, voiced by some Senators and Representatives with their racial hatreds, their separate attitudes and their unsound political methods.
Fundamentally, however, these three Great Powers constitute the hope of the world and form the basic spiritual triangle behind the plans and the shaping of the events which will inaugurate the new world. The other powerful nations, little as they may like to realize it, are not in so strong a position; they have not the same idealism or the same vast national resources; their national preoccupation limits their world vision; they are conditioned by narrower ideologies, by a greater struggle for national existence, by their fights for boundaries and material gains, and by a failure to offer full cooperation with humanity as a whole. The smaller nations have not quite the same attitude; they are relatively cleaner in their political regimes and constitute basically the nucleus of that federated world which is inevitably taking shape around the three Great Powers. These federations will be based upon cultural ideals and will be formed to guarantee right human relations; they will not eventually be founded on power politics; they will not be combinations of nations banded together versus other combinations for selfish ends. Boundaries and regional controls and international jealousies will not be controlling factors. [70]
To bring about these happier conditions, one major adjustment must be made and one fundamental change brought about. Otherwise no hope of peace will be found on earth. The relation between capital and labor and between both of these groups and humanity as a whole must be worked out. The problem is one with which we are all familiar; it is one which evokes violent prejudices and partisanships and in the clamor of all that is being said and in the violence of the battle it might serve a useful purpose to approach the subject from a more universal angle and with an eye to the emerging spiritual values.
First of all, it must be recognized that the cause of all world unrest, of the world wars which have wrecked humanity and the widespread misery upon our planet can largely be attributed to a selfish group with materialistic purposes who have for centuries exploited the masses and used the labor of mankind for their selfish ends. From the feudal barons of Europe and Great Britain in the Middle Ages through the powerful business groups of the Victorian era to the handful of capitalists - national and international - who today control the world's resources, the capitalistic system has emerged and has wrecked the world. This group of capitalists has cornered and exploited the world's resources and the staples required for civilized living; they have been able to do this because they have owned and controlled the world's wealth through their interlocking directorates and have retained it in their own hands. They have made possible the vast differences existing between the very rich and the very poor; they love money and the power which money gives; they have stood behind governments and politicians; they have controlled the electorate; they have made possible the narrow nationalistic aims of selfish politics; they have financed the world businesses and controlled oil, coal, [71] power, light and transportation; they control publicly or sub rosa the world's banking accounts.
The responsibility for the widespread misery to be found today in every country in the world lies predominantly at the door of certain major interrelated groups of business men, bankers, executives of international cartels, monopolies, trusts and organizations and directors of huge corporations who work for corporate or personal gain. They are not interested in benefiting the public except in so far that the public demand for better living conditions will enable them - under the Law of Supply and Demand - to provide the goods, the transportation, light and power which will in the long run bring in heavier financial returns. Exploitation of man power, the manipulation of the major planetary resources and the promotion of war for private or business profit are characteristic of their methods.
In every nation, such men and organizations - responsible for the capitalistic system - are to be found. The ramifications of their businesses and their financial grasp upon humanity were, prior to the war, active in every land and though they went underground during the war, they still exist. They form an international group, closely interrelated, working in complete unity of idea and intention and knowing and understanding each other. These men belonged to both the Allied Nations and the Axis Powers; they have worked together before and through the entire period of the war through interlocking directorates, under false names and through deceptive organizations, aided by neutrals of their own way of thinking. Today, in spite of the disaster which they have brought upon the world, they are again organized and renewing their methods; their goals remain unchanged; their international relationships remain unbroken; they constitute the greatest menace mankind faces today; they control politics; they buy prominent [72] men in every nation; they insure silence through threat, cash and fear; they amass wealth and buy a spurious popularity through philanthropic enterprise; their families live soft and easy lives and seldom know the meaning of God-ordained work; they surround themselves with beauty, luxury and possessions and shut their eyes to the poverty, stark unhappiness, lack of warmth and decent clothing, the starvation and the ugliness of the lives of the millions by whom they are surrounded; they contribute to charities and church agencies as a salve to their consciences or to avoid income taxes; they provide work for countless thousands but see to it that these thousands receive so small a wage that real comfort, leisure, culture and travel are impossible.
The above is a terrible indictment. It can, however, be substantiated a thousand times over; it is breeding revolution and a growing spirit of unrest. The masses of the people in every land are aroused and awakening and a new day is dawning. A war is starting between the selfish monied interests and the mass of humanity who demand fair play and a right share of the world's wealth.
There are those, however, within the capitalistic system who are aware of the danger with which the monied interests are faced and whose natural tendency is to think along broader and more humanitarian lines. These men fall into two main groups:
First, those who are real humanitarians, who seek the good of their fellowmen and who have no desire to exploit the masses or to profit by the misery of others. They have risen to place and power through their sheer ability or through inherited business position and they cannot avoid the responsibility of the disposal of the millions in their hands. They are frequently rendered helpless by their fellow executives and their hands are largely tied by the existing rules of the game, by their [73] sense of responsibility to their stockholders and by the realization that, no matter what they do - fight or resign - the situation remains unchanged. It is too big for the individual. They remain, therefore, relatively powerless. They are fair and just, decent and kind, simple in their way of life and with a true sense of values, but there is little of a potent nature that they can do.
Second, those who are clever enough to read the signs of the times; they realize that the capitalistic system cannot continue indefinitely in the face of humanity's rising demands and the steady emerging of the spiritual values. They are beginning therefore to change their methods and to universalize their businesses and to institute cooperative procedures with their employees. Their inherent selfishness prompts the change and the instinct of self-preservation determines their attitudes. In between these two groups are those who belong to neither the one nor the other; they are a fruitful field for the propaganda of the selfish capitalist or the unselfish humanitarian.
It might be well to add here that the selfish thinking and the separative motivation which distinguishes the capitalistic system is also to be found in the small and unimportant business men - in the corner grocery, the plumber and the haberdasher who exploits his employees and deceives his customers. It is the universal spirit of selfishness and the love of power with which we have to contend. The war has, however, acted like a purge. It has opened the eyes of men to the underlying cause of war - economic distress, based on the exploitation of the planet's resources by an international group of selfish and ambitious men. The opportunity to change things is now present.
Let us now look at the opposing group - Labor.
A powerful group, representing the capitalistic system, both national and international, and an equally [74] powerful group of labor unions and their leaders, face each other today. Both groups are national and international in scope. It remains to be seen which of the two will eventually control the planet or if a third group made up of practical idealists may not emerge and take over. The interest of the spiritual workers in the world today is not on the side of the capitalists nor even of labor, as it is now functioning; it is on the side of humanity.
For thousands of years, if history is to believed, the wealthy landowners, the institutional heads of tribes, the feudal lords, the slave owners, merchants or business executives have been in power; they exploited the poor; they searched for the maximum output at the minimum cost. It is no new story. In the Middle Ages, the exploited workmen, the skilled craftsmen and cathedral builders began to form guilds and lodges for mutual protection, for joint discussion and frequently to promote the finest type of craftsmanship. These groups grew in power as the centuries slipped by yet the position of the employed man, woman or child remained deplorable.
With invention of machinery and the inauguration of the machine age during the 18th and 19th centuries, the condition of the laboring elements of the population became acutely bad; living conditions were abominable, unsanitary and dangerous to health, owing to the growth of urban areas around factories. They still are, as witness the housing problem of munitions workers during the past several years and the situation around the coal fields both in the States and Great Britain. The exploitation of children increased. The sweat-shop flourished; modern capitalism came into its own and the sharp distinction between the very poor and the very rich became the outstanding characteristic of the Victorian era. From the angle of the planned evolutionary [75] and spiritual development of the human family, leading to civilized and cultural living and to fair play and equal opportunity for all, the situation could not have been worse. Commercial selfishness and wild discontent flourished. The very rich flaunted their superior status in the faces of the very poor, paralleled with a patronizing paternalism. The spirit of revolution grew among the herded, overworked masses who, by their efforts, contributed to the wealth of the rich classes.
The spiritual principle of Freedom became increasingly recognized and its expression demanded. World conditions tended in the same direction. Movements of every kind became possible, symbolizing this growth and the demand for freedom. The machine age was succeeded by the age of transportation, of electricity, of railroads, the automobile, and the airplane. The age of communications paralleled this also, giving us the telegraph, the telephone, the radio and today, television and radar. All these merged into the present age of science which has given us the liberation of atomic energy and the potentialities inherent in the discovery. In spite of the fact that a machine can do the work of many men, which greatly contributed to the wealth of the man with capital, fresh industries and the growth of worldwide means of distribution provided new fields of employment and the demands of the most materialistic period the world has ever seen gave a great impetus to capital and provided jobs for countless millions. Educational facilities also grew and with this came the demand by the laboring classes for better living conditions, higher pay and more leisure. This the employers have constantly fought; they organized themselves against the demands of the awakening mass of men and precipitated a condition which forced labor to take action. [76]
Groups of enlightened men in Europe, Great Britain and the United States began to agitate, to write books which were widely read, to start discussions, and to urge the monied classes to awaken to the situation and to the appalling living conditions under which the laboring class and peasantry lived. The abolitionists fought slavery - whether of Negroes or of whites, of children or of adults. A rapid developing free press began to keep the "lower classes" informed of what was going on; parties were formed to end certain glaring abuses; the French Revolution, the writings of Marx and of others, and the American Civil War all played their part in forcing the issue of the common man. Men in every country determined to fight for freedom and their proper human rights.
Gradually employees and laborers came together for mutual protection and their just rights. The Labor Union movement came into being eventually with its formidable weapons: education for freedom and the strike. Many discovered that in union there is strength and that together they could defy the employer and wrest from the monied interests decent wages, better living conditions and that greater leisure which is the right of every man. The fact of the steadily increasing power of labor and of its international strength is well known and a primary modern interest.
Powerful individuals among the union leaders came to the surface of the movement. Some of the employers, who had the best interests of their workers at heart, stood by them and aided them. They were relatively a small minority but they served to weaken the confidence and power of the majority. The fight of the workers is still going on; gains are steadily being made; shorter hours and better pay are constantly being demanded and when refused the weapon of the strike is used. The use of the strike, so beneficent and helpful [77] in the early days of the rise of labor to power, is now itself becoming a tyranny in the hands of the unscrupulous and self-seeking. Labor leaders are now so powerful that many of them have shifted into the position of dictators and are exploiting the mass of workers whom they earlier served. Labor is also becoming exceedingly rich and untold millions have been accumulated by the great national organizations everywhere. The Labor Movement is itself now capitalistic.
Labor and Labor Unions have done noble work. Labor has been elevated into its rightful place in the life of the nations and the essential dignity of man has been emphasized. Humanity is being rapidly fused into one great corporate body under the influence of the Law of Supply and of Demand which is a point to be remembered. The destiny of the race and the power to make national and international decisions, affecting the whole of mankind, is passing into the hands of the masses, of the working classes and of the man in the street. The inauguration of the labor unions was, in fact, a great spiritual movement, leading to the uprising anew of the divine spirit in man and an expression of the spiritual qualities inherent in the race.
Yet all is not well with the labor movement. The question arises whether it is not sorely in need of a drastic housecleaning. With the coming-in of labor governments in certain countries, with the growth of democracy and the demand for freedom, with the uprising of the rule of the proletariat in Russia, and the higher educational standard of the race, it might well appear that new, better and different methods may now be used to implement the Four Freedoms and to insure right human relations. If there is a realization that there should be right human relations among nations, it is obvious that such relations should exist also between capital and labor (composed as both groups are of [78] human beings) and between the quarreling labor organizations. Labor is today a dictatorship, using threat, fear and force to gain its ends. Many of its leaders are powerful and ambitious men, with a deep love of money and a determination to wield power. Bad housing, poor pay and evil conditions still exist everywhere and it is not in every case the fault of the employer.
Power in the future lies in the hands of the masses. These masses are moving forward and by the sheer weight of their numbers, by their planned thinking and the rapidly growing interrelation now established between labor movements all over the world, nothing today can stop their progress. The major asset which labor has over capital is that it is working for countless millions whilst the capitalist works for the good of a few. The norm of humanity lies at the heart of the labor movement.
We need to grasp somewhat this picture of a worldwide condition of misery, based on both the capitalistic and the labor movements, to see this entire picture realistically and fairly. In some form or another the interplay between capital and labor, between employer and employee and between the monied interests and the exploited masses has been present. With the steam age, the scientific age, the age of electricity and the age of planetary inter-communication, this evil grew and spread. Capital became more and more potent; Labor became increasingly restless and demanding. The culminating struggle was presented in the world war and its aftermath, a thirty year war in which capital implemented the war and the efforts of labor won it.
Certain questions arise. In the answering of these questions, humanity will solve its problems or, if they remain unsolved, the human race will come to an end.
1. Is the capitalistic system to remain in power? Is it entirely evil? Are not capitalists human beings? [79]
2. Will labor itself, through its unions and its growing power, vested in its leaders, become a tyranny?
3. Can labor and capital form a working agreement or amalgamation? Do we face another type of war between these two groups?
4. In what way can the Law of Supply and Demand be implemented so that there is justice for all and plenty for all?
5. Must some form of totalitarian control be adopted by the various world governments in order to meet the requirements of supply and demand? Must we legislate for material ends and comfort?
6. What standard of living will - in the New Age - seem essential to man? Shall we have a purely materialistic civilization or shall we have a spiritual world trend?
7. What must be done to prevent the monied interests from again mobilizing for the exploitation of the world?
8. What really lies at the very heart of the modern materialistic difficulty?
This last question can be answered in the well known words: "The love of money is the root of all evil". This throws us back on the fundamental weakness of humanity - the quality of desire. Of this, money is the result and the symbol.
From the simple process of barter and exchange (as practiced by the primeval savage) to the intricate and formidable financial and economic structure of the modern world, desire is the underlying cause. It demands the satisfaction of sensed need, the desire for goods and possessions, the desire for material comfort, for the acquisition and the accumulation of things, the desire for power and the supremacy which money alone can give. This desire controls and dominates human thinking; it is the keynote of our modern civilization; it is also the octopus which is slowly strangling human [80] life, enterprise, and decency; it is the millstone around the neck of mankind.
To own, to possess, and to compete with other men for supremacy has been the keynote of the average human being - man against man, householder against householder, business against business, organization against organization, party against party, nation against nation, labor against capital - so that today it is recognized that the problem of peace and happiness is primarily related to the world's resources and to the ownership of those resources.
The dominating words in our newspapers, over our radios, and in all our discussions are based upon the financial structure of human economy: banking interests, salaries, national debts, reparations, cartels and trusts, finance, taxation - these are the words which control our planning, arouse our jealousies, feed our hatreds or our dislike of other nations, and set us one against the other. The love of money is the root of all evil.
There are, however, large numbers of people whose lives are not dominated by the love of money and who can normally think in terms of the higher values. They are the hope of the future but are individually imprisoned in the system which, spiritually,must end. Though they do not love money they need it and must have it; the tentacles of the business world surround them; they too must work and earn the wherewithal to live; the work they seek to do to aid humanity cannot be done without the required funds; the churches are materialistic in their mode of work and - after caring for the organizational aspect of their work - there is little left for Christ's work, for simple spiritual living. The task facing the men and women of goodwill in every land today seems too heavy and the problems to be solved seem well-nigh insoluble. Men and women of goodwill are now asking the question: Can the [81] conflict between capital and labor be ended and a new world be thereby reborn? Can living conditions be so potently changed that right human relations can be permanently established?
These relationships can be established, and for the following reasons:
1. Humanity has suffered so terribly during the past two hundred years that it ispossible to bring about the needed changes, provided that the correct steps are taken before the pain and agony are forgotten and their effects have passed out of man's consciousness. These steps must be taken at once whilst patent evidences of the past are still present, and the aftermath of world war is before our eyes.
2. The release of the energy of the atom is definitely the inauguration of the New Age; it will so completely alter our way of life that much of the planning at present being done will be found to be of an interim nature; it will simply help humanity to make a great transition out of the materialistic system now dominating into one in which right human relations will be the basic characteristic. This new and better way of life will be developed for two main reasons:
a. The purely spiritual reasons of human brotherhood, of peaceful cooperative enterprise and the constantly unfolding principle of the Christ consciousness in the hearts of men. This may be deemed a mystical and visionary reason; it is already more controlling in its effects than is believed.
b. The frankly selfish motive of self-preservation. The release of atomic energy has not only put into human hands a potent force which will inevitably bring in a new and better way of life, but also a terrible weapon, capable of wiping the human family off the face of the earth. [82]
3. The steady and selfless work of the men and women of goodwill in every land. This work is non-spectacular but surely founded on right principles and it is one of the main agencies for peace.
On account of this energy discovery capital and labor are each faced with a problem, and both these problems will reach a point of crisis in the next few years.
Money, the accumulation of financial assets and the cornering of the earth's resources for organizational exploitation will soon prove utterly useless and futile, provided that these resources of energy and the mode of their release remain in the hands of the people's chosen representatives and are not the secret possession of certain groups of powerful men or of any one nation. Atomic energy belongs to humanity as a whole. The responsibility for its control must lie in the hands of the men of goodwill. They must control its destiny and make it available along constructive lines for the use of men everywhere. No one nation should own the formula or secret for the release of energy. Until mankind, however, has moved forward in its understanding of right human relations, an international group of men of goodwill - trusted and chosen by the people - should safeguard these potencies.
If this energy is released into constructive channels and if it remains safely guarded by the right men, the capitalistic system is doomed. The problem of labor will then be the major problem of unemployment - a dreaded word which will be meaningless in the golden age which lies ahead. The masses will then be faced by the problem of leisure. This is a problem which when faced and solved will release the creative energy of man into channels undreamed of today.
The release of atomic energy is the first of many great releases in all the kingdoms of nature; the great [83] release still ahead of humanity will bring into expression mass creative powers, spiritual potencies and psychic unfoldments which will prove and demonstrate the divinity and the immortality of man.
All this will take time. The time factor must govern as never before the activities of the men of goodwill and the work of those whose task it is to educate not only the children and the youth of the world but also to train humanity in the major undertaking of right human relations and in the possibilities immediately ahead. The note to be struck and the word to be emphasized is humanity. Only one dominant concept can today save the world from a looming economic fight to the death, can prevent the uprising again of the materialistic systems of the past, can stop the re-emerging of the old ideas and concepts and can bring to an end the subtle control by the financial interests and the violent discontent of the masses. A belief in human unity must he endorsed. This unity must be grasped as something worth fighting and dying for; it must constitute the new foundation for all our political, religious and social reorganization and must provide the theme for our educational systems. Human unity, human understanding, human relationships, human fair play and the essential oneness of all men - these are the only concepts upon which to construct the new world, through which to abolish competition and to bring to an end the exploitation of one section of humanity by another and the hitherto unfair possession of the earth's wealth. As long as there are extremes of riches and poverty men are falling short of their high destiny.
The Kingdom of God can appear on earth, and this in the immediate future, but the members of this kingdom recognize neither rich nor poor, neither high nor low, neither labor nor capital but only the children of the one Father, and the fact - natural and yet spiritual - that [84] all men are brothers. Here lies the solution of the problem with which we are dealing. The spiritual Hierarchy of our planet recognizes neither capital nor labor; it recognizes only men and brothers. The solution is, therefore, education and still more education and the adaptation of the recognized trends of the times to the vision seen by the spiritually minded and by those who love their fellowmen. [85]
by Alice Bailey
© Copyright Lucis Trust 2000
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (UVRM)
Preambule
Overwegende, dat erkenning van de inherente waardigheid en van de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensengemeenschap grondslag is voor de vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld;
Overwegende, dat terzijdestelling van en minachting voor de rechten van de mens geleid hebben tot barbaarse handelingen, die het geweten van de mensheid geweld hebben aangedaan en dat de komst van een wereld, waarin de mensen vrijheid van meningsuiting en geloof zullen genieten, en vrij zullen zijn van vrees en gebrek, is verkondigd als het hoogste ideaal van iedere mens;
Overwegende, dat het van het grootste belang is, dat de rechten van de mens beschermd worden door de suprematie van het recht, opdat de mens niet gedwongen worde om in laatste instantie zijn toevlucht te nemen tot opstand tegen tirannie en onderdrukking;
Overwegende, dat het van het grootste belang is om de ontwikkeling van vriendschappelijke betrekkingen tussen de naties te bevorderen;
Overwegende, dat de volkeren van de Verenigde Naties in het Handvest hun vertrouwen in de fundamentele rechten van de mens, in de waardigheid en de waarde van de mens en in de gelijke rechten van mannen en vrouwen opnieuw hebben bevestigd, en besloten hebben om sociale vooruitgang en een hogere levensstandaard in groter vrijheid te bevorderen;
Overwegende, dat de Staten, welke Lid zijn van de Verenigde Naties, zich plechtig verbonden hebben om, in samenwerking met de Organisatie van de Verenigde Naties, overal de eerbied voor en inachtneming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te bevorderen;
Overwegende, dat het van het grootste belang is voor de volledige nakoming van deze verbintenis, dat een ieder begrip hebbe voor deze rechten en vrijheden;
Op grond daarvan proclameert de Algemene Vergadering deze Universele Verklaring van de Rechten van de Mens als het gemeenschappelijk door alle volkeren en alle naties te bereiken ideaal, opdat ieder individu en elk orgaan van de gemeenschap, met deze verklaring voortdurend voor ogen, er naar zal streven door onderwijs en opvoeding de eerbied voor deze rechten en vrijheden te bevorderen, en door vooruitstrevende maatregelen, op nationaal en internationaal terrein, deze rechten algemeen en daadwerkelijk te doen erkennen en toepassen, zowel onder de volkeren van Staten die Lid van de Verenigde Naties zijn, zelf, als onder de volkeren van gebieden, die onder hun jurisdictie staan:
Artikel 1
Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.
Artikel 2
Een ieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden, in deze Verklaring opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status.
Verder zal geen onderscheid worden gemaakt naar de politieke, juridische of internationale status van het land of gebied, waartoe iemand behoort, onverschillig of het een onafhankelijk, trust-, of niet-zelfbesturend gebied betreft, dan wel of er een andere beperking van de soevereiniteit bestaat.
Artikel 3
Een ieder heeft het recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon.
Artikel 4
Niemand zal in slavernij of horigheid gehouden worden. Slavernij en slavenhandel in iedere vorm zijn verboden.
Artikel 5
Niemand zal onderworpen worden aan folteringen, noch aan een wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.
Artikel 6
Een ieder heeft, waar hij zich ook bevindt, het recht als persoon erkend te worden voor de wet.
Artikel 7
Allen zijn gelijk voor de wet en hebben zonder onderscheid aanspraak op gelijke bescherming door de wet. Allen hebben aanspraak op gelijke bescherming tegen iedere achterstelling in strijd met deze Verklaring en tegen iedere ophitsing tot een dergelijke achterstelling.
Artikel 8
Een ieder heeft recht op daadwerkelijke rechtshulp van bevoegde nationale rechterlijke instanties tegen handelingen, welke in strijd zijn met de grondrechten hem toegekend bij Grondwet of wet.
Artikel 9
Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige arrestatie, detentie of verbanning.
Artikel 10
Een ieder heeft, in volle gelijkheid, recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie bij het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen en bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging.
Artikel 11
Een ieder, die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd, heeft er recht op voor onschuldig gehouden te worden, totdat zijn schuld krachtens de wet bewezen wordt in een openbare rechtszitting, waarbij hem alle waarborgen, nodig voor zijn verdediging, zijn toegekend.
Niemand zal voor schuldig gehouden worden aan enig strafrechtelijk vergrijp op grond van enige handeling of enig verzuim, welke naar nationaal of internationaal recht geen strafrechtelijk vergrijp betekenden op het tijdstip, waarop de handeling of het verzuim begaan werd. Evenmin zal een zwaardere straf worden opgelegd dan die, welke ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was.
Artikel 12
Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige inmenging in zijn persoonlijke aangelegenheden, in zijn gezin, zijn tehuis of zijn briefwisseling, noch aan enige aantasting van zijn eer of goede naam. Tegen een dergelijke inmenging of aantasting heeft een ieder recht op bescherming door de wet.
Artikel 13
Een ieder heeft het recht zich vrijelijk te verplaatsen en te vertoeven binnen de grenzen van elke Staat.
Een ieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het zijne, te verlaten en naar zijn land terug te keren.
Artikel 14
Een ieder heeft het recht om in andere landen asiel te zoeken en te genieten tegen vervolging.
Op dit recht kan geen beroep worden gedaan ingeval van strafvervolgingen wegens misdrijven van niet-politieke aard of handelingen in strijd met de doeleinden en beginselen van de Verenigde Naties.
Artikel 15
Een ieder heeft het recht op een nationaliteit.
Aan niemand mag willekeurig zijn nationaliteit worden ontnomen, noch het recht worden ontzegd om van nationaliteit te veranderen.
Artikel 16
Zonder enige beperking op grond van ras, nationaliteit of godsdienst, hebben mannen en vrouwen van huwbare leeftijd het recht om te huwen en een gezin te stichten. Zij hebben gelijke rechten wat het huwelijk betreft, tijdens het huwelijk en bij de ontbinding ervan.
Een huwelijk kan slechts worden gesloten met de vrije en volledige toestemming van de aanstaande echtgenoten.
Het gezin is de natuurlijke en fundamentele groepseenheid van de maatschappij en heeft recht op bescherming door de maatschappij en de Staat.
Artikel 17
Een ieder heeft recht op eigendom, hetzij alleen, hetzij tezamen met anderen.
Niemand mag willekeurig van zijn eigendom worden beroofd.
Artikel 18
Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst of overtuiging te belijden door het onderwijzen ervan, door de praktische toepassing, door eredienst en de inachtneming van de geboden en voorschriften.
Artikel 19
Een ieder heeft recht op vrijheid van mening en meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid om zonder inmenging een mening te koesteren en om door alle middelen en ongeacht grenzen inlichtingen en denkbeelden op te sporen, te ontvangen en door te geven.
Artikel 20
Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vereniging en vergadering.
Niemand mag worden gedwongen om tot een vereniging te behoren.
Artikel 21
Een ieder heeft het recht om deel te nemen aan het bestuur van zijn land, rechtstreeks of door middel van vrij gekozen vertegenwoordigers.
Een ieder heeft het recht om op voet van gelijkheid te worden toegelaten tot de overheidsdiensten van zijn land.
De wil van het volk zal de grondslag zijn van het gezag van de Regering; deze wil zal tot uiting komen in periodieke en eerlijke verkiezingen, die gehouden zullen worden krachtens algemeen en gelijkwaardig kiesrecht en bij geheime stemmingen of volgens een procedure, die evenzeer de vrijheid van de stemmen verzekert.
Artikel 22
Een ieder heeft als lid van de gemeenschap recht op maatschappelijke zekerheid en heeft er aanspraak op, dat door middel van nationale inspanning en internationale samenwerking, en overeenkomstig de organisatie en de hulpbronnen van de betreffende Staat, de economische, sociale en culturele rechten, die onmisbaar zijn voor zijn waardigheid en voor de vrije ontplooiing van zijn persoonlijkheid, verwezenlijkt worden.
Artikel 23
Een ieder heeft recht op arbeid, op vrije keuze van beroep, op rechtmatige en gunstige arbeidsvoorwaarden en op bescherming tegen werkloosheid.
Een ieder, zonder enige achterstelling, heeft recht op gelijk loon voor gelijke arbeid.
Een ieder, die arbeid verricht, heeft recht op een rechtvaardige en gunstige beloning, welke hem en zijn gezin een menswaardig bestaan verzekert, welke beloning zo nodig met andere middelen van sociale bescherming zal worden aangevuld.
Een ieder heeft het recht om vakverenigingen op te richten en zich daarbij aan te sluiten ter bescherming van zijn belangen.
Artikel 24
Een ieder heeft recht op rust en op eigen vrije tijd, met inbegrip van een redelijke beperking van de arbeidstijd, en op periodieke vakanties met behoud van loon.
Artikel 25
Een ieder heeft recht op een levensstandaard, die hoog genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en zijn gezin, waaronder inbegrepen voeding, kleding, huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit, overlijden van de echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen, ontstaan ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil.
Moeder en kind hebben recht op bijzondere zorg en bijstand. Alle kinderen, al dan niet wettig, zullen dezelfde sociale bescherming genieten.
Artikel 26
Een ieder heeft recht op onderwijs; het onderwijs zal kosteloos zijn, althans wat het lager en basisonderwijs betreft. Het lager onderwijs zal verplicht zijn. Ambachtsonderwijs en beroepsopleiding zullen algemeen beschikbaar worden gesteld. Hoger onderwijs zal openstaan voor een ieder, die daartoe de begaafdheid bezit.
Het onderwijs zal gericht zijn op de volle ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid en op de versterking van de eerbied voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het zal het begrip, de verdraagzaamheid en de vriendschap onder alle naties, rassen of godsdienstige groepen bevorderen en het zal de werkzaamheden van de Verenigde Naties voor de handhaving van de vrede steunen.
Aan de ouders komt in de eerste plaats het recht toe om de soort van opvoeding en onderwijs te kiezen, welke aan hun kinderen zal worden gegeven.
Artikel 27
Een ieder heeft het recht om vrijelijk deel te nemen aan het culturele leven van de gemeenschap, om te genieten van kunst en om deel te hebben aan wetenschappelijke vooruitgang en de vruchten daarvan.
Een ieder heeft het recht op de bescherming van de geestelijke en materiële belangen, voortspruitende uit een wetenschappelijk, letterkundig of artistiek werk, dat hij heeft voortgebracht.
Artikel 28
Een ieder heeft recht op het bestaan van een zodanige maatschappelijke en internationale orde, dat de rechten en vrijheden, in deze Verklaring genoemd, daarin ten volle kunnen worden verwezenlijkt.
Artikel 29
Een ieder heeft plichten jegens de gemeenschap, zonder welke de vrije en volledige ontplooiing van zijn persoonlijkheid niet mogelijk is.
In de uitoefening van zijn rechten en vrijheden zal een ieder slechts onderworpen zijn aan die beperkingen, welke bij de wet zijn vastgesteld en wel uitsluitend ter verzekering van de onmisbare erkenning en eerbiediging van de rechten en vrijheden van anderen en om te voldoen aan de gerechtvaardigde eisen van de moraliteit, de openbare orde en het algemeen welzijn in een democratische gemeenschap.
Deze rechten en vrijheden mogen in geen geval worden uitgeoefend in strijd met de doeleinden en beginselen van de Verenigde Naties.
Artikel 30
Geen bepaling in deze Verklaring zal zodanig mogen worden uitgelegd, dat welke Staat, groep of persoon dan ook, daaraan enig recht kan ontlenen om iets te ondernemen of handelingen van welke aard ook te verrichten, die vernietiging van een van de rechten en vrijheden, in deze Verklaring genoemd, ten doel hebben.
EUROPEES VERDRAG TOT BESCHERMING VAN DE RECHTEN VAN DE MENS EN DE FUNDAMENTELE VRIJHEDEN
Verdrag van 4 november 1950, Trb. 1951,, 154 (Rectificatie Trb. 1961, 8 en 1979, 150), laatstelijk gewijzigd 11 mei 1994, Trb. 1994, 165
TITEL I
Rechten en vrijheden
Recht op leven Art. 2
- 1. Het recht van een ieder op leven wordt beschermd door de wet. Niemand mag opzettelijk van het leven worden beroofd, behoudens door de tenuitvoerlegging van een gerechtelijk vonnis wegens een misdrijf waarvoor de wet in de doodstraf voorziet.
- 2. De beroving van het leven wordt niet geacht in strijd met dit artikel te zijn geschied ingeval zij het gevolg is van het gebruik van geweld, dat absoluut noodzakelijk is:
a. ter verdediging van wie dan ook tegen onrechtmatig geweld;
b. teneinde een rechtmatige arrestatie te bewerkstelligen of het ontsnappen van iemand die op rechtmatige wijze is gedetineerd, te voorkomen;
c. teneinde in overeenstemming met de wet een oproer of opstand te onderdrukken.
Verbod van foltering Art. 3
Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen.
Verbod van slavernij en dwangarbeid Art. 4
- 1. Niemand mag in slavernij of dienstbaarheid worden gehouden.
- 2. Niemand mag gedwongen worden dwangarbeid of verplichte arbeid te verrichten.
- 3. Niet als 'dwangarbeid of verplichte arbeid' in de zin van dit artikel worden beschouwd:
a. elk werk dat gewoonlijk wordt vereist van iemand die is gedetineerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 5 van dit Verdrag, of gedurende zijn voorwaardelijke invrijheidstelling;
b. elke dienst van militaire aard of, in het geval van gewetensbezwaarden in landen waarin hun gewetensbezwaren worden erkend, diensten die gevorderd worden in plaats van de verplichte militaire dienst;
c. elke dienst die wordt gevorderd in het geval van een noodtoestand of ramp die het leven of het welzijn van de gemeenschap bedreigt;
d. elk werk of elke dienst die deel uitmaakt van normale burgerplichten.
Recht op vrijheid en veiligheid Art. 5
- 1. Een ieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve in de navolgende gevallen en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure:
a. indien hij op rechtmatige wijze is gedetineerd na veroordeling door een daartoe bevoegde rechter;
b. indien hij op rechtmatige wijze is gearresteerd of gedetineerd, wegens het niet naleven van een overeenkomstig de wet door een gerecht gegeven bevel of teneinde de nakoming van een door de wet voorgeschreven verplichting te verzekeren;
c. indien hij op rechtmatige wijze is gearresteerd of gedetineerd teneinde voor de bevoegde rechterlijke instantie te worden geleid, wanneer er een redelijke verdenking bestaat, dat hij een strafbaar feit heeft begaan of indien het redelijkerwijs noodzakelijk is hem te beletten een strafbaar feit te begaan of te ontvluchten nadat hij dit heeft begaan;
d. in het geval van rechtmatige detentie van een minderjarige met het doel toe te zien op zijn opvoeding of in het geval van zijn rechtmatige detentie, teneinde hem voor de bevoegde instantie te geleiden;
e. in het geval van rechtmatige detentie van personen ter voorkoming van de verspreiding van besmettelijke ziekten, van geesteszieken, van verslaafden aan alcohol of verdovende middelen of van landlopers;
f. in het geval van rechtmatige arrestatie of detentie van een persoon teneinde hem te beletten op onrechtmatige wijze het land binnen te komen, of van een persoon waartegen een uitwijzings- of uitleveringsprocedure hangende is.
- 2. Een ieder die gearresteerd is moet onverwijld en in een taal die hij verstaat op de hoogte worden gebracht van de redenen van zijn arrestatie en van alle beschuldigingen die tegen hem zijn ingebracht.
- 3. Een ieder die is gearresteerd of gedetineerd, overeenkomstig lid 1.c van dit artikel, moet onverwijld voor een rechter worden geleid of voor een andere magistraat die door de wet bevoegd verklaard is rechterlijke macht uit te oefenen en heeft het recht binnen een redelijke termijn berecht te worden of hangende het proces in vrijheid te worden gesteld. De invrijheidstelling kan afhankelijk worden gesteld van een waarborg voor de verschijning van de betrokkene ter terechtzitting.
- 4. Een ieder, wie door arrestatie of detentie zijn vrijheid is ontnomen, heeft het recht voorziening te vragen bij het gerecht opdat deze spoedig beslist over de rechtmatigheid van zijn detentie en zijn invrijheidstelling beveelt, indien de detentie onrechtmatig is.
- 5. Een ieder die het slachtoffer is geweest van een arrestatie of een detentie in strijd met de bepalingen van dit artikel, heeft recht op schadeloosstelling.
Recht op een eerlijk proces Art. 6
- 1. Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. De uitspraak moet in het openbaar worden gewezen maar de toegang tot de rechtszaal kan aan de pers en het publiek worden ontzegd, gedurende de gehele terechtzitting of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of nationale veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé leven van procespartijen dit eisen of, in die mate als door de rechter onder bijzondere omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden.
- 2. Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan.
- 3. Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, heeft in het bijzonder de volgende rechten:
a. onverwijld, in een taal die hij verstaat en in bijzonderheden, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingebrachte beschuldiging;
b. te beschikken over de tijd en faciliteiten die nodig zijn voor de voorbereiding van zijn verdediging;
c. zich zelf te verdedigen of daarbij de bijstand te hebben van een raadsman naar eigen keuze of, indien hij niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een toegevoegd advocaat te kunnen worden bijgestaan, indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit eisen;
d. de getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en het oproepen en de ondervraging van getuigen à décharge te doen geschieden onder dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge;
e. zich kosteloos te doen bijstaan door een tolk, indien hij de taal die ter terechtzitting wordt gebezigd niet verstaat of niet spreekt.
Geen straf zonder wet Art. 7
- 1. Niemand mag worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten, dat geen strafbaar feit naar nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde dat het handelen of nalaten geschiedde. Evenmin mag een zwaardere straf worden opgelegd dan die, die ten tijde van het begaan van het strafbare feit van toepassing was.
- 2. Dit artikel staat niet in de weg aan de berechting en bestraffing van iemand, die schuldig is aan een handelen of nalaten, dat ten tijde van het handelen of nalaten, een misdrijf was overeenkomstig de algemene rechtsbeginselen die door de beschaafde volken worden erkend.
Recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven Art. 8
- 1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
- 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst Art. 9
- 1. Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.
- 2. De vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uiting te brengen kan aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Vrijheid van meningsuiting Art. 10
- 1. Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio-omroep-, bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.
- 2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.
Vrijheid van vergadering en vereniging Art. 11
- 1. Een ieder heeft recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, met inbegrip van het recht met anderen vakverenigingen op te richten en zich bij vakverenigingen aan te sluiten voor de bescherming van zijn belangen.
- 2. De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Dit artikel verbiedt niet dat rechtmatige beperkingen worden gesteld aan de uitoefening van deze rechten door leden van de krijgsmacht, van de politie of van het ambtelijk apparaat van de Staat.
Recht te huwen Art. 12
Mannen en vrouwen van huwbare leeftijd hebben het recht te huwen en een gezin te stichten volgens de nationale wetten die de uitoefening van dit recht beheersen.
Recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel Art. 13
Een ieder wiens rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, zijn geschonden, heeft recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel voor een nationale instantie, ook indien deze schending is begaan door personen in de uitoefening van hun ambtelijke functie.
Verbod van discriminatie Art. 14
Het genot van de rechten en vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld, moet worden verzekerd zonder enig onderscheid op welke grond ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte of andere status.
Afwijking in geval van noodtoestand Art. 15
- 1. In tijd van oorlog of in geval van enig andere algemene noodtoestand die het bestaan van het land bedreigt, kan iedere Hoge Verdragsluitende Partij maatregelen nemen die afwijken van zijn verplichtingen ingevolge dit Verdrag, voor zover de ernst van de situatie deze maatregelen strikt vereist en op voorwaarde dat deze niet in strijd zijn met andere verplichtingen die voortvloeien uit het internationale recht.
- 2. De voorgaande bepaling staat geen enkele afwijking toe van artikel 2 , behalve ingeval van dood als gevolg van rechtmatige oorlogshandelingen, en van de artikelen 3 , 4, eerste lid , en 7 .
- 3. Elke Hoge Verdragsluitende Partij die gebruik maakt van dit recht om af te wijken, moet de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa volledig op de hoogte houden van de genomen maatregelen en van de beweegredenen daarvoor. Zij moet de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa eveneens in kennis stellen van de datum waarop deze maatregelen hebben opgehouden van kracht te zijn en de bepalingen van het Verdrag opnieuw volledig worden toegepast.
Beperkingen op politieke activiteiten van vreemdelingen Art. 16
Geen der bepalingen van de artikelen 10 , 11 en 14 mag beschouwd worden als een beletsel voor de Hoge Verdragsluitende Partijen beperkingen op te leggen aan politieke activiteiten van vreemdelingen.
Verbod van misbruik van recht Art. 17
Geen der bepalingen van dit Verdrag mag worden uitgelegd als zou zij voor een Staat, een groep of een persoon een recht inhouden enige activiteit aan de dag te leggen of enige daad te verrichten met als doel de rechten of vrijheden die in dit Verdrag zijn vermeld teniet te doen of deze verdergaand te beperken dan bij dit Verdrag is voorzien.
Inperking van de toepassing van beperkingen op rechten Art. 18 .
De beperkingen die volgens dit Verdrag op de omschreven rechten en vrijheden zijn toegestaan, mogen slechts worden toegepast ten behoeve van het doel waarvoor zij zijn gegeven.
HANDVEST VAN DE GRONDRECHTEN VAN DE EUROPESE UNIE
(2010/C 83/02)
30.3.2010 Publicatieblad van de Europese Unie C 83/389 NL Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie kondigen plechtig het navolgende Handvest van
de grondrechten van de Europese Unie af.
HANDVEST VAN DE GRONDRECHTEN VAN DE EUROPESE UNIE
Preambule
De volkeren van Europa hebben besloten een op gemeenschappelijke waarden gegrondveste vreed
zame toekomst te delen door onderling een steeds hechter verbond tot stand te brengen.
De Unie, die zich bewust is van haar geestelijke en morele erfgoed, heeft haar grondslag in de
ondeelbare en universele waarden van menselijke waardigheid en van vrijheid, gelijkheid en solida
riteit. Zij berust op het beginsel van democratie en het beginsel van de rechtsstaat. De Unie stelt de
mens centraal in haar optreden, door het burgerschap van de Unie in te stellen en een ruimte van
vrijheid, veiligheid en recht tot stand te brengen.
De Unie draagt bij tot de instandhouding en de ontwikkeling van deze gemeenschappelijke waarden,
met inachtneming van de verscheidenheid van cultuur en traditie van de volkeren van Europa,
alsmede van de nationale identiteit van de lidstaten en van hun staatsinrichting op nationaal, regio
naal en lokaal niveau. Zij streeft ernaar een evenwichtige en duurzame ontwikkeling te bevorderen en
bewerkstelligt het vrije verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal, alsook de vrijheid van
vestiging.
Te dien einde moet in het licht van de ontwikkelingen in de maatschappij, de sociale vooruitgang en
de wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen de bescherming van de grondrechten worden
versterkt door deze rechten beter zichtbaar te maken in een Handvest.
Dit Handvest bevestigt, met inachtneming van de bevoegdheden en taken van de Unie en van het
subsidiariteitsbeginsel, de rechten die in het bijzonder voortvloeien uit de constitutionele tradities en
de internationale verplichtingen die de lidstaten gemeen hebben, uit het Europees Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, uit de door de Unie en
de Raad van Europa aangenomen sociale handvesten, alsook uit de jurisprudentie van het Hof van
Justitie van de Europese Unie en van het Europees Hof voor de rechten van de mens. In dit verband
zullen de rechterlijke instanties van de Unie en van de lidstaten bij de uitlegging van het Handvest
naar behoren rekening houden met de toelichtingen die zijn opgesteld onder het gezag van het
praesidium van de Conventie die het Handvest heeft opgesteld en bijgewerkt onder de verantwoor
delijkheid van het praesidium van de Europese Conventie.
Het genot van deze rechten brengt verantwoordelijkheden en plichten mede jegens de medemens, de
mensengemeenschap en de toekomstige generaties.
Derhalve erkent de Unie de hieronder genoemde rechten, vrijheden en beginselen.
30.3.2010 Publicatieblad van de Europese Unie C 83/391 NL TITEL I
WAARDIGHEID
Artikel 1
De menselijke waardigheid
De menselijke waardigheid is onschendbaar. Zij moet worden geëerbiedigd en beschermd.
Artikel 2
Het recht op leven
1. Eenieder heeft recht op leven.
2. Niemand wordt tot de doodstraf veroordeeld of terechtgesteld.
Artikel 3
Het recht op menselijke integriteit
1. Eenieder heeft recht op lichamelijke en geestelijke integriteit.
2. In het kader van de geneeskunde en de biologie moeten met name in acht worden genomen:
a) de vrije en geïnformeerde toestemming van de betrokkene, volgens de bij de wet bepaalde regels;
b) het verbod van eugenetische praktijken, met name die welke selectie van personen tot doel
hebben;
c) het verbod om het menselijk lichaam en bestanddelen daarvan als zodanig als bron van financieel
voordeel aan te wenden;
d) het verbod van het reproductief kloneren van mensen.
Artikel 4
Het verbod van folteringen en van onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen
Niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behan
delingen of bestraffingen.
Artikel 5
Het verbod van slavernij en dwangarbeid
1. Niemand mag in slavernij of dienstbaarheid worden gehouden.
2. Niemand mag gedwongen worden dwangarbeid of verplichte arbeid te verrichten.
3. Mensenhandel is verboden.
C 83/392 Publicatieblad van de Europese Unie 30.3.2010 NL TITEL II
VRIJHEDEN
Artikel 6
Het recht op vrijheid en veiligheid
Eenieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon.
Artikel 7
De eerbiediging van het privé-leven en van het familie- en gezinsleven
Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en
zijn communicatie.
Artikel 8
De bescherming van persoonsgegevens
1. Eenieder heeft recht op bescherming van zijn persoonsgegevens.
2. Deze gegevens moeten eerlijk worden verwerkt, voor bepaalde doeleinden en met toestemming
van de betrokkene of op basis van een andere gerechtvaardigde grondslag waarin de wet voorziet.
Eenieder heeft recht van inzage in de over hem verzamelde gegevens en op rectificatie daarvan.
3. Een onafhankelijke autoriteit ziet erop toe dat deze regels worden nageleefd.
Artikel 9
Het recht te huwen en het recht een gezin te stichten
Het recht te huwen en het recht een gezin te stichten worden gewaarborgd volgens de nationale
wetten die de uitoefening van deze rechten beheersen.
Artikel 10
De vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst
1. Eenieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Dit recht omvat tevens de
vrijheid om van godsdienst en overtuiging te veranderen en de vrijheid, hetzij alleen, hetzij met
anderen, zowel in het openbaar als privé, zijn godsdienst te belijden of zijn overtuiging tot uit
drukking te brengen in erediensten, in onderricht, in de praktische toepassing ervan en in het
onderhouden van geboden en voorschriften.
2. Het recht op dienstweigering op grond van gewetensbezwaren wordt erkend volgens de na
tionale wetten die de uitoefening van dit recht beheersen.
30.3.2010 Publicatieblad van de Europese Unie C 83/393 NL Artikel 11
De vrijheid van meningsuiting en van informatie
1. Eenieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te
hebben en de vrijheid kennis te nemen en te geven van informatie of ideeën, zonder inmenging van
enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.
2. De vrijheid en de pluriformiteit van de media worden geëerbiedigd.
Artikel 12
De vrijheid van vergadering en vereniging
1. Eenieder heeft op alle niveaus, met name op politiek, vakverenigings- en maatschappelijk
gebied, het recht op vrijheid van vreedzame vergadering en op vrijheid van vereniging, hetgeen
mede omvat eenieders recht, ter bescherming van zijn belangen samen met anderen vakverenigingen
op te richten of zich daarbij aan te sluiten.
2. Politieke partijen op het niveau van de Unie dragen bij tot de uiting van de politieke wil van de
burgers van de Unie.
Artikel 13
De vrijheid van kunsten en wetenschappen
De kunsten en het wetenschappelijk onderzoek zijn vrij. De academische vrijheid wordt geëerbiedigd.
Artikel 14
Het recht op onderwijs
1. Eenieder heeft recht op onderwijs en op toegang tot beroepsopleiding en bijscholing.
2. Dit recht houdt de mogelijkheid in, verplicht onderwijs kosteloos te volgen.
3. De vrijheid om met inachtneming van de democratische beginselen instellingen voor onderwijs
op te richten en het recht van ouders om zich voor hun kinderen te verzekeren van het onderwijs en
de opvoeding die overeenstemmen met hun godsdienstige, hun levensbeschouwelijke en hun op
voedkundige overtuiging, worden geëerbiedigd volgens de nationale wetten die de uitoefening ervan
beheersen.
Artikel 15
De vrijheid van beroep en het recht te werken
1. Eenieder heeft het recht te werken en een vrijelijk gekozen of aanvaard beroep uit te oefenen.
2. Iedere burger van de Unie is vrij, in iedere lidstaat werk te zoeken, te werken, zich te vestigen
en diensten te verrichten.
3. Onderdanen van derde landen die het toegestaan is op het grondgebied van de lidstaten te
werken, hebben recht op arbeidsvoorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die welke de burgers van de
Unie genieten.
C 83/394 Publicatieblad van de Europese Unie 30.3.2010 NL Artikel 16
De vrijheid van ondernemerschap
De vrijheid van ondernemerschap wordt erkend overeenkomstig het recht van de Unie en de
nationale wetgevingen en praktijken.
Artikel 17
Het recht op eigendom
1. Eenieder heeft het recht de goederen die hij rechtmatig heeft verkregen, in eigendom te
bezitten, te gebruiken, erover te beschikken en te vermaken. Niemand mag zijn eigendom worden
ontnomen, behalve in het algemeen belang, in de gevallen en onder de voorwaarden waarin de wet
voorziet en mits het verlies tijdig op billijke wijze wordt vergoed. Het gebruik van de goederen kan
bij wet worden geregeld, voor zover het algemeen belang dit vereist.
2. Intellectuele eigendom is beschermd.
Artikel 18
Het recht op asiel
Het recht op asiel is gegarandeerd met inachtneming van de voorschriften van het Verdrag van
Genève van 28 juli 1951 en het Protocol van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchte
lingen, en overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie (hierna: „de Verdragen” genoemd).
Artikel 19
Bescherming bij verwijdering, uitzetting en uitlevering
1. Collectieve uitzetting is verboden.
2. Niemand mag worden verwijderd of uitgezet naar, dan wel worden uitgeleverd aan een staat
waar een ernstig risico bestaat dat hij aan de doodstraf, aan folteringen of aan andere onmenselijke of
vernederende behandelingen of bestraffingen wordt onderworpen.
TITEL III
GELIJKHEID
Artikel 20
Gelijkheid voor de wet
Eenieder is gelijk voor de wet.
30.3.2010 Publicatieblad van de Europese Unie C 83/395 NL Artikel 21
Non-discriminatie
1. Iedere discriminatie, met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst,
genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren
tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, is
verboden.
2. Binnen de werkingssfeer van de Verdragen en onverminderd de bijzondere bepalingen ervan, is
iedere discriminatie op grond van nationaliteit verboden.
Artikel 22
Verscheidenheid van cultuur, godsdienst en taal
De Unie eerbiedigt de verscheidenheid van cultuur, godsdienst en taal.
Artikel 23
De gelijkheid van vrouwen en mannen
De gelijkheid van vrouwen en mannen moet worden gewaarborgd op alle gebieden, met inbegrip van
werkgelegenheid, beroep en beloning.
Het beginsel van gelijkheid belet niet dat maatregelen worden gehandhaafd of genomen waarbij
specifieke voordelen worden ingesteld ten gunste van het ondervertegenwoordigde geslacht.
Artikel 24
De rechten van het kind
1. Kinderen hebben recht op de bescherming en de zorg die nodig zijn voor hun welzijn. Zij
mogen vrijelijk hun mening uiten. Aan hun mening in hen betreffende aangelegenheden wordt in
overeenstemming met hun leeftijd en rijpheid passend belang gehecht.
2. Bij alle handelingen in verband met kinderen, ongeacht of deze worden verricht door over
heidsinstanties of particuliere instellingen, vormen de belangen van het kind een essentiële over
weging.
3. Ieder kind heeft het recht, regelmatig persoonlijke betrekkingen en rechtstreekse contacten met
zijn beide ouders te onderhouden, tenzij dit tegen zijn belangen indruist.
Artikel 25
De rechten van ouderen
De Unie erkent en eerbiedigt het recht van ouderen, een waardig en zelfstandig leven te leiden en aan
het maatschappelijk en cultureel leven deel te nemen.
C 83/396 Publicatieblad van de Europese Unie 30.3.2010 NL Artikel 26
De integratie van personen met een handicap
De Unie erkent en eerbiedigt het recht van personen met een handicap op maatregelen die beogen
hun zelfstandigheid, hun maatschappelijke en beroepsintegratie en hun deelname aan het gemeen
schapsleven te bewerkstelligen.
TITEL IV
SOLIDARITEIT
Artikel 27
Het recht op informatie en raadpleging van de werknemers binnen de onderneming
Werknemers en hun vertegenwoordigers moeten in de gevallen en onder de voorwaarden waarin het
recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken voorzien, de zekerheid hebben, dat zij
op passende niveaus tijdig worden geïnformeerd en geraadpleegd.
Artikel 28
Het recht op collectieve onderhandelingen en op collectieve actie
Werkgevers en werknemers of hun respectieve organisaties hebben overeenkomstig het recht van de
Unie en de nationale wetgevingen en praktijken het recht, op passende niveaus collectief te onder
handelen en collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten, alsmede, in geval van belangenconflicten,
collectieve actie te ondernemen ter verdediging van hun belangen, met inbegrip van staking.
Artikel 29
Het recht op toegang tot arbeidsbemiddeling
Eenieder heeft recht op toegang tot kosteloze arbeidsbemiddeling.
Artikel 30
Bescherming bij kennelijk onredelijk ontslag
Iedere werknemer heeft overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en
praktijken recht op bescherming tegen iedere vorm van kennelijk onredelijk ontslag.
Artikel 31
Rechtvaardige en billijke arbeidsomstandigheden en -voorwaarden
1. Iedere werknemer heeft recht op gezonde, veilige en waardige arbeidsomstandigheden.
2. Iedere werknemer heeft recht op een beperking van de maximumarbeidsduur en op dagelijkse
en wekelijkse rusttijden, alsmede op een jaarlijkse vakantie met behoud van loon.
30.3.2010 Publicatieblad van de Europese Unie C 83/397 NL Artikel 32
Het verbod van kinderarbeid en de bescherming van jongeren op het werk
Kinderarbeid is verboden. De minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces mag niet lager
zijn dan de leeftijd waarop de leerplicht ophoudt, onverminderd voor jongeren gunstiger regels en
behoudens beperkte afwijkingen.
Werkende jongeren hebben recht op arbeidsvoorwaarden die aangepast zijn aan hun leeftijd en zij
moeten worden beschermd tegen economische uitbuiting en tegen arbeid die hun veiligheid, hun
gezondheid of hun lichamelijke, geestelijke, morele of maatschappelijke ontwikkeling kan schaden,
dan wel hun opvoeding in gevaar kan brengen.
Artikel 33
Het beroeps- en gezinsleven
1. Het gezin geniet bescherming op juridisch, economisch en sociaal vlak.
2. Teneinde beroeps- en gezinsleven te kunnen combineren, heeft eenieder recht op bescherming
tegen ontslag om een reden die verband houdt met moederschap, alsmede recht op betaald moeder
schapsverlof en recht op ouderschapsverlof na de geboorte of de adoptie van een kind.
Artikel 34
Sociale zekerheid en sociale bijstand
1. De Unie erkent en eerbiedigt onder de door het recht van de Unie en de nationale wetgevingen
en praktijken gestelde voorwaarden het recht op toegang tot socialezekerheidsvoorzieningen en
sociale diensten die bescherming bieden in omstandigheden zoals moederschap, ziekte, arbeidsonge
vallen, afhankelijkheid of ouderdom, alsmede bij verlies van arbeid.
2. Eenieder die legaal in de Unie verblijft en zich daar legaal verplaatst, heeft recht op sociale
zekerheidsvoorzieningen en sociale voordelen overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale
wetgevingen en praktijken.
3. Om sociale uitsluiting en armoede te bestrijden, erkent en eerbiedigt de Unie het recht op
sociale bijstand en op bijstand voor huisvesting, teneinde eenieder die niet over voldoende middelen
beschikt, onder de door het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken gestelde
voorwaarden een waardig bestaan te verzekeren.
Artikel 35
De gezondheidszorg
Eenieder heeft recht op toegang tot preventieve gezondheidszorg en op medische verzorging onder
de door de nationale wetgevingen en praktijken gestelde voorwaarden. Bij de bepaling en de uitvoe
ring van het beleid en het optreden van de Unie wordt een hoog niveau van bescherming van de
menselijke gezondheid verzekerd.
C 83/398 Publicatieblad van de Europese Unie 30.3.2010 NL Artikel 36
De toegang tot diensten van algemeen economisch belang
De Europese Unie erkent en eerbiedigt overeenkomstig de Verdragen de toegang tot diensten van
algemeen economisch belang die in de nationale wetgevingen en praktijken is geregeld, teneinde de
sociale en territoriale samenhang van de Unie te bevorderen.
Artikel 37
Milieubescherming
Een hoog niveau van milieubescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu moeten
worden geïntegreerd in het beleid van de Unie en worden gewaarborgd overeenkomstig het beginsel
van duurzame ontwikkeling.
Artikel 38
Consumentenbescherming
In het beleid van de Unie wordt zorg gedragen voor een hoog niveau van consumentenbescherming.
TITEL V
BURGERSCHAP
Artikel 39
Actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement
1. Iedere burger van de Unie heeft actief en passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees
Parlement in de lidstaat waar hij verblijf houdt, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van
die staat.
2. De leden van het Europees Parlement worden gekozen door middel van rechtstreekse, vrije en
geheime algemene verkiezingen.
Artikel 40
Actief en passief kiesrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen
Iedere burger van de Unie heeft actief en passief kiesrecht bij de gemeenteraadsverkiezingen in de
lidstaat waar hij verblijf houdt, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die staat.
Artikel 41
Recht op behoorlijk bestuur
1. Eenieder heeft er recht op dat zijn zaken onpartijdig, billijk en binnen een redelijke termijn
door de instellingen, organen en instanties van de Unie worden behandeld.
30.3.2010 Publicatieblad van de Europese Unie C 83/399 NL 2. Dit recht behelst met name:
a) het recht van eenieder te worden gehoord voordat jegens hem een voor hem nadelige individuele
maatregel wordt genomen;
b) het recht van eenieder om inzage te krijgen in het hem betreffende dossier, met inachtneming van
het gerechtvaardigde belang van de vertrouwelijkheid en het beroeps- en het zakengeheim;
c) de plicht van de betrokken diensten, hun beslissingen met redenen te omkleden.
3. Eenieder heeft recht op vergoeding door de Unie van de schade die door haar instellingen of
door haar personeelsleden in de uitoefening van hun functies is veroorzaakt, overeenkomstig de
algemene beginselen die de rechtsstelsels der lidstaten gemeen hebben.
4. Eenieder kan zich in een van de talen van de Verdragen tot de instellingen van de Unie wenden
en moet ook in die taal antwoord krijgen.
Artikel 42
Recht van inzage in documenten
Iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel
in een lidstaat heeft een recht van inzage in de documenten van de instellingen, organen en instanties
van de Unie, ongeacht het medium waarop zij zijn vastgelegd.
Artikel 43
Europees Ombudsman
Iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel
in een lidstaat heeft het recht zich tot de Europese ombudsman te wenden in verband met gevallen
van wanbeheer in het optreden van de instellingen, organen en instanties van de Unie, met uitzon
dering van het Hof van Justitie van de Europese Unie bij de uitoefening van zijn gerechtelijke taak.
Artikel 44
Recht van petitie
Iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel
in een lidstaat heeft het recht een verzoekschrift tot het Europees Parlement te richten.
Artikel 45
Vrijheid van verkeer en van verblijf
1. Iedere burger van de Unie heeft het recht zich vrij op het grondgebied van de lidstaten te
verplaatsen en er vrij te verblijven.
2. De vrijheid van verkeer en van verblijf kan overeenkomstig de Verdragen worden toegekend
aan onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven.
C 83/400 Publicatieblad van de Europese Unie 30.3.2010 NL Artikel 46
Diplomatieke en consulaire bescherming
Iedere burger van de Unie geniet op het grondgebied van derde landen waar de lidstaat waarvan hij
onderdaan is, niet vertegenwoordigd is, de bescherming van de diplomatieke en consulaire instanties
van de andere lidstaten, onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die lidstaat.
TITEL VI
RECHTSPLEGING
Artikel 47
Recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht
Eenieder wiens door het recht van de Unie gewaarborgde rechten en vrijheden zijn geschonden, heeft
recht op een doeltreffende voorziening in rechte, met inachtneming van de in dit artikel gestelde
voorwaarden.
Eenieder heeft recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke
termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. Eenieder heeft
de mogelijkheid zich te laten adviseren, verdedigen en vertegenwoordigen.
Rechtsbijstand wordt verleend aan degenen die niet over toereikende financiële middelen beschikken,
voor zover die bijstand noodzakelijk is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen.
Artikel 48
Vermoeden van onschuld en rechten van de verdediging
1. Eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt voor onschuldig gehouden totdat zijn
schuld in rechte is komen vast te staan.
2. Aan eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld, wordt de eerbiediging van de rechten van de
verdediging gegarandeerd.
Artikel 49
Legaliteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel inzake delicten en straffen
1. Niemand mag worden veroordeeld wegens een handelen of nalaten dat geen strafbaar feit naar
nationaal of internationaal recht uitmaakte ten tijde van het handelen of nalaten. Evenmin mag een
zwaardere straf worden opgelegd dan die, die ten tijde van het begaan van het strafbare feit van
toepassing was. Indien de wet na het begaan van het strafbare feit in een lichtere straf voorziet, is die
van toepassing.
2. Dit artikel staat niet de berechting en bestraffing in de weg van iemand die schuldig is aan een
handelen of nalaten dat ten tijde van het handelen of nalaten een misdrijf was volgens de door de
volkerengemeenschap erkende algemene beginselen.
3. De zwaarte van de straf mag niet onevenredig zijn aan het strafbare feit.
30.3.2010 Publicatieblad van de Europese Unie C 83/401 NL Artikel 50
Recht om niet tweemaal in een strafrechtelijke procedure voor hetzelfde delict te worden berecht of gestraft
Niemand wordt opnieuw berecht of gestraft in een strafrechtelijke procedure voor een strafbaar feit
aarvoor hij in de Unie reeds onherroepelijk is vrijgesproken of veroordeeld overeenkomstig de wet.
TITEL VII
ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE DE UITLEGGING EN DE TOEPASSING VAN HET HANDVEST
Artikel 51
Toepassingsgebied
1. De bepalingen van dit Handvest zijn gericht tot de instellingen, organen en instanties van de
Unie met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel, alsmede, uitsluitend wanneer zij het recht van
de Unie ten uitvoer brengen, tot de lidstaten. Derhalve eerbiedigen zij de rechten, leven zij de
beginselen na en bevorderen zij de toepassing ervan overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden
en met inachtneming van de grenzen van de bevoegdheden zoals deze in de Verdragen aan de Unie
zijn toegedeeld.
2. Dit Handvest breidt het toepassingsgebied van het recht van de Unie niet verder uit dan de
bevoegdheden van de Unie reiken, schept geen nieuwe bevoegdheden of taken voor de Unie, noch
wijzigt het de in de Verdragen omschreven bevoegdheden en taken.
Artikel 52
Reikwijdte en uitlegging van de gewaarborgde rechten en beginselen
1. Beperkingen op de uitoefening van de in dit Handvest erkende rechten en vrijheden moeten bij
wet worden gesteld en de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen. Met inacht
neming van het evenredigheidsbeginsel kunnen slechts beperkingen worden gesteld, indien zij nood
zakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen
belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
2. De door dit Handvest erkende rechten die voorkomen in bepalingen van de Verdragen, worden
uitgeoefend onder de voorwaarden en binnen de grenzen die door deze Verdragen zijn gesteld.
3. Voor zover dit Handvest rechten bevat die corresponderen met rechten welke zijn gegarandeerd
door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden, zijn de inhoud en reikwijdte ervan dezelfde als die welke er door genoemd verdrag aan
worden toegekend. Deze bepaling verhindert niet dat het recht van de Unie een ruimere bescherming
biedt.
4. Voor zover dit Handvest grondrechten erkent zoals die voortvloeien uit de constitutionele
tradities die de lidstaten gemeen hebben, moeten die rechten in overeenstemming met die tradities
worden uitgelegd.
C 83/402 Publicatieblad van de Europese Unie 30.3.2010 NL 5. Aan de bepalingen van dit Handvest die beginselen bevatten, kan uitvoering worden gegeven
door wetgevings- en uitvoeringshandelingen van de instellingen, organen en instanties van de Unie
en door handelingen van de lidstaten wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen, bij de
uitoefening van hun respectieve bevoegdheden. De rechterlijke bevoegdheid ten aanzien van die
bepalingen blijft beperkt tot de uitlegging van genoemde handelingen en de toetsing van de wettig
heid ervan.
6. Met de nationale wetgevingen en praktijken moet ten volle rekening worden gehouden, zoals
bepaald in dit Handvest.
7. De toelichting, die is opgesteld om richting te geven aan de uitlegging van dit Handvest van de
grondrechten, wordt door de rechterlijke instanties van de Unie en van de lidstaten naar behoren in
acht genomen.
Artikel 53
Beschermingsniveau
Geen van de bepalingen van dit Handvest mag worden uitgelegd als zou zij een beperking vormen
van of afbreuk doen aan de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden welke binnen hun
respectieve toepassingsgebieden worden erkend door het recht van de Unie, het internationaal recht
en de internationale overeenkomsten waarbij de Unie of alle lidstaten partij zijn, met name het
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,
alsmede door de grondwetten van de lidstaten.
Artikel 54
Verbod van misbruik van recht
Geen van de bepalingen van dit Handvest mag worden uitgelegd als zou zij het recht inhouden enige
activiteit te ontplooien of enige daad te verrichten met als doel de in dit Handvest erkende rechten of
vrijheden teniet te doen of de rechten en vrijheden verdergaand te beperken dan door dit Handvest is
toegestaan.
De bovenstaande tekst herneemt het op 7 december 2000 geproclameerde Handvest, zoals het
hierboven aangepast werd, en zal deze vervangen vanaf de datum van inwerkingtreding van het
Verdrag van Lissabon.
30.3.2010 Publicatieblad van de Europese Unie C 83/403 NL
Bronnen :
man i'm proud of having worked with you, amazing, c.j good work van hooymissen!!!
BeantwoordenVerwijderen