'Vanaf de zenith tot het nadir, vanaf de dageraad tot het vallen van de nacht, vanaf het tot aanzijn komen van alles wat is of zal zijn tot het in vrede heengaan van alles wat bereikt heeft, glanst de bol van blauw en het innerlijk stralend vuur.
Vanaf de poorten van goud tot de diepte van de aarde, vanuit het vlammend vuur omlaag tot de cirkel van droefgeestigheid, beweegt zich de verborgen Avataar, die het zwaard draagt dat doorboort.
Niets kan Zijn nadering tegenhouden, en niemand kan Hem iets weigeren. Naar het donker van onze bol rijdt Hij alleen, en bij Zijn nadering wordt het grootste onheil gezien, en de chaos van al wat zich tracht te verzetten.
De Asura's sluieren hun gezichten, en de hel van maya wankelt tot op de grond.
De sterren van de eeuwige Lha's trillen op dat geluid; het WOORD geuit met zevenvoudige sterkte.
Groter wordt de chaos; het hoofdcentrum samen met alle zeven circulerende bollen schudden van de echo's van ontbinding. De dampen van uiterste zwartheid stijgen in vernietiging op. Het wanklankig lawaai van de strijdende elementen begroet de Naderende en schrikt Hem niet af. De strijd en kreten van de vierde grote Hiërarchie, vermengd met de zachtere toon van de Bouwers van de vijfde en zesde treffen Hem bij Zijn nadering. Toch vervolgt Hij Zijn weg, terwijl Hij de kring van de bollen schoonveegt en het WOORD doet klinken.
Vanaf het nadir tot het zenith, vanaf de vooravond tot de Dag zij met ons, vanaf de kring van openbaring tot het centrum van prayalische vrede, wordt het omhullende BLAUW gezien, verloren in de vlam van bereiken.
Vanaf de poorten van goud tot de diepte van de aarde, vanuit het vlammend vuur omlaag tot de cirkel van droefgeestigheid, beweegt zich de verborgen Avataar, die het zwaard draagt dat doorboort.
Niets kan Zijn nadering tegenhouden, en niemand kan Hem iets weigeren. Naar het donker van onze bol rijdt Hij alleen, en bij Zijn nadering wordt het grootste onheil gezien, en de chaos van al wat zich tracht te verzetten.
De Asura's sluieren hun gezichten, en de hel van maya wankelt tot op de grond.
De sterren van de eeuwige Lha's trillen op dat geluid; het WOORD geuit met zevenvoudige sterkte.
Groter wordt de chaos; het hoofdcentrum samen met alle zeven circulerende bollen schudden van de echo's van ontbinding. De dampen van uiterste zwartheid stijgen in vernietiging op. Het wanklankig lawaai van de strijdende elementen begroet de Naderende en schrikt Hem niet af. De strijd en kreten van de vierde grote Hiërarchie, vermengd met de zachtere toon van de Bouwers van de vijfde en zesde treffen Hem bij Zijn nadering. Toch vervolgt Hij Zijn weg, terwijl Hij de kring van de bollen schoonveegt en het WOORD doet klinken.
Vanaf het nadir tot het zenith, vanaf de vooravond tot de Dag zij met ons, vanaf de kring van openbaring tot het centrum van prayalische vrede, wordt het omhullende BLAUW gezien, verloren in de vlam van bereiken.
Opkomende uit de hal van maya terug naar de poorten van GOUD, weg uit de droefgeestigheid en het donker terug tot de pracht van de dag, rijdt de Geopenbaarde, de Avataar en draagt het verbrijzelde Kruis.
Niets kan Zijn terugkomst tegenhouden, niemand kan Zijn pad belemmeren, want Hij gaat langs de bovenweg en voert Zijn volk met Zich mee. Dan komt de opheffing van pijn, het einde van strijd, het samensmelten van de bollen en de vermenging van de Hiërarchieën. Alles is dan weer in de bol opgenomen, de kring van openbaring. De vormen die in maya bestaan, en de vlam die alles verslindt, worden verzameld door de Ene Die in de Hemelen rijdt en de tijdloze Aeoon binnengaat'.
(Uit de Archieven van de Loge)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten