Het gaat de Eurofielen niet voor de wind. Zelden ontwaren wij vandaag nog grote pleitbezorgers van Europa op het politieke toneel. De grote leiders van weleer hebben plaats gemaakt voor de grijze technocraten aan het Schumanplein, geflankeerd door een schare rabiate Europahaters. Peper ging daarom op zoek naar een voorstander van het 'Europese project' en vond die in de figuur van Philippe Van Parijs.
We ontmoeten de filosoof en econoom in zijn gezellige Brusselse woonst, vlakbij het kloppende hart van de Europese Unie. Zijn onderzoek is gericht op de interactie tussen rechtvaardigheid, ongelijkheid en armoede, wat hem onder meer een leerstoel in Harvard opleverde, naast zijn onderzoek aan de universiteiten van - onder meer - Oxford en Louvain-La-Neuve. Hij staat bekend als een intellectuele duizendpoot wiens werk steevast een universele dimensie bevat, en bij uitbreiding ook een Europese. Tegen de huidige tijdsgeest in beschouwt hij de Europese Unie nog steeds als een ‘ongekend kunststuk'.
Van Parijs: Het vrij verkeer van mensen, een rechtstreeks verkozen parlement in heel Europa of gelijke kansen waar je ook woont: die prestaties zijn werkelijk ongelooflijk. We staan nu inderdaad voor enorme uitdagingen, maar daaruit afleiden dat er een Europese bestaanscrisis is, beschouw ik als sensationele journalistiek.
Europa is zoals een omelet: zodra je de eieren breekt krijg je ze niet meer terug in originele staat?
Het gaat er niet zozeer om dat we niet terug kunnen. Het punt is dat we helemaal niet terug moeten. Wel klopt het dat een verdere Europese integratie niet evident is omdat je verschillende talen en publieke opinies hebt. Democratie is moeilijker in zo'n context, zoals we ook in België zien. Maar daarom net moet je speciale instellingen uitvinden.
Om het gebrek aan een gemeenschappelijke publieke ruimte op te vangen?
Wie hoort in Griekenland wat de argumenten en bezwaren van Duitsers zijn en omgekeerd? Er is inderdaad weinig contact. De filter van de nationale pers zorgt al te vaak voor berichtgeving die in de smaak valt van wat de lezers willen lezen, vooral wanneer er sprake is van sterke mediaconcurrentie - ook in België is dat een gangbare praktijk. Wat betreft Europese kwesties geldt dat natuurlijk ook.
Wat is er concreet nodig om dat obstakel te omzeilen?
Op Europees niveau zie ik één fundamentele voorwaarde. We moeten convergeren naar een lingua franca, een gezamenlijke taal om met elkaar te communiceren, die weliswaar de nationale talen niet vervangt. Die talen blijven functioneren in hun landen of regio's. Het is zeker mogelijk. De recentste statistieken geven een enorm verschil aan tussen oudere Europeanen en jongeren. Omdat de meerderheid onder hen Engels kent, praten zij vanzelfsprekend veel beter met elkaar.
Dat ziet u bijzonder positief in. Als een probleem dat zichzelf oplost.
Ja, maar je moet het wel aanmoedigen en versnellen. Ik was aangenaam verrast toen de Duitse president Joachim Gauck vorig jaar in zijn lezing over Europa het leren van een gemeenschappelijke taal verdedigde. Niet het Duits, maar wel het Engels! Die hoogst belangrijke evolutie moet ook gepaard gaan met een sterker pan-Europees middenveld en aangepaste politieke instellingen. Net zoals in België is er bijvoorbeeld nood aan een Europese kieskring voor het Europees Parlement, waar alleszins een deel van de kandidaten gekozen wordt door de hele Europese bevolking. Dat moedigt in grote mate de dialoog aan over de grenzen heen.
De politieke leiders presenteren Europa vandaag vooral als een middel voor het versterken van concurrentie en groei, niet meer als een vredes- of solidariteitsproject. Krijgen we dat laatste verhaal nog verkocht?
De legitimiteit van de Europese instellingen hangt af van hun resultaten. Maar natuurlijk is het belachelijk om die resultaten uitsluitend in termen van groei te gieten, vooral als het een kleine groei betreft die ook de negatieve aspecten van een gemeenschappelijke markt niet mee opvangt. De doelstelling van Europa moeten we dus niet langer formuleren als groei in termen van materiële consumptie, maar in het bereiken van wat ik een duurzaam veralgemeenbare levenswijze noem. Veralgemeenbaar, dat wil zeggen dat de levenswijze mogelijk moet zijn voor iedereen in de wereld, niet alleen de rijken. Duurzaam betekent dat niet enkel onze generatie, maar ook de toekomstige ze kan aanhouden.
Hoe moet Europa voldoen aan die eerder abstracte doelstelling?
Eén prioriteit is dat we moeten werken aan de ontwikkeling van een ‘caring Europe', een beschermend Europa. De Gucht en co begrijpen niet ten volle wat extreemrechts voedt, namelijk dat hun neo-liberaal project alle hekjes en beschermingen opheft. Fantastisch dat we meer concurrentie of productiviteit hebben, vinden ze, maar wat betekent dit voor veel mensen? Europeanen voelen zich bedreigd door die toegenomen onzekerheid. In het verleden herverdeelde men de gestegen productiviteit via de welvaartsstaat, met gratis onderwijs, zorg, pensioenen of kindergeld. De eenheidsmarkt en de concurrentie tussen lidstaten maakt het echter steeds moeilijker om dat vol te houden.
We zijn beland in een neerwaartse sociale spiraal. Ofwel plaatsen we opnieuw hekjes, zoals ook aan linkse kant verdedigd wordt, ofwel organiseer je beschermingsmechanismen op Europees niveau.
De Europese welvaartsstaat lijkt er niet aan te komen, integendeel: de ongelijkheid groeit doordat de herverdeling wordt gereduceerd. En in ruil behouden de lucky few hun welvaart.
Het dilemma is dat er weliswaar een politiek draagvlak is voor solidariteit op niveau van de lidstaten, al is dat vanwege de fiscale competitie economisch steeds moeilijker. Anderzijds is solidariteit op Europees niveau wel economisch haalbaar, maar ligt dat wegens een gebrek aan een Europees ‘wij-gevoel' politiek bijzonder moeilijk. Ik geloof in de tweede optie, niet in de vorm van een Europese megawelvaartsstaat, noch door de nationale welvaartsstaten te ontmantelen, maar integendeel door hen te versterken.
Hoe ziet die tweede piste er concreet uit?
Ik pleit voor de invoering van een eurodividend. Dat is een bescheiden, onvoorwaardelijk basisinkomen voor alle ingezetenen van de EU, gefinancierd via de BTW. Het voordeel van de BTW is dat ze in beperkte mate al op Europees niveau wordt geïnd, wat de uitvoering ervan eenvoudiger maakt. Dit eurodividend kan naar believen aangevuld worden met inkomen uit arbeid of kapitaal en met sociale uitkeringen op nationaal niveau. Eigenlijk is het een soort ondergrens, een sokkel voor alle nationale welvaartsstaten, zonder dat de bestaande instellingen worden vervangen, en waarbij alle bestaande uitkeringen verminderd worden door het eurodividend. Het is dus geen extra belasting.
Waar ligt precies de meerwaarde van zo'n initiatief?
Het is in essentie een stabiliserend herverdelingsmechanisme. Neem de eurocrisis. Wanneer Griekenland te kampen heeft met een hogere werkloosheid, dan stijgen de uitgaven aan uitkeringen en dergelijke. In dat geval zal het eurodividend ervoor zorgen dat een groter deel van die lasten gedragen wordt door de schouders van de rest van Europa. Bovendien verkleint het eurodividend de fiscale en sociale competitie tussen de lidstaten, want de bijdrage tot het eurodividend betaal je overal, ongeacht in welk land je woont. Dat kalmerend effect versterkt het vermogen van lidstaten om hun eigen welvaartsstaten te onderhouden en te ontwikkelen.
Hebben we nog wel politieke leiders die dergelijke voorstellen willen uitdragen? Wie kan de legitimiteit van de Unie nieuw leven inblazen?
Laatst hoorde ik Eurocommissaris Barnier een discours afsteken dat van begin tot eind over competitiviteit ging. Hij maakt echter deel uit van de uitvoerende macht van de EU, dus van een politieke instelling, hij is geen CEO van een bedrijf! Nee, centraal moet het project van een beschermend Europa staan, dat prioriteit maakt van een duurzaam veralgemeenbare levenswijze. Dit kan alleen gedragen worden door leiders die het algemeen belang nastreven. Zolang ze enkel voor eigen volk spreken is dat uitzonderlijk moeilijk. Daarom herhaal ik dat we onze politieke instellingen in dat verband drastisch moeten aanpassen, en de taalkwestie speelt daarin een cruciale rol.
Auteur: Olivier Beys