Hier heb ik mij vandaag door laten inspireren .... Ik verlang steeds minder, blijf verwonderd, maar die eenvoud van Lao Tse spreekt me wel aan. Ik wou het met mijn lezers delen. Ik probeer deze lessen in mijn leven te integreren. Denk vooral niet dat ik er al ben, ik moet nog veel leren en ben dankbaar voor alles wat ik mag leren van iedereen die mijn pad kruist. Dingen die hier verschijnen doen me meestal zélf nadenken.
Tao als de weg van de Wijze
Wie het waardeloze van alles buiten het Tao heeft ingezien, kan geen ethica bieden over het handelen om het handelen of om het resultaat. Toch leert Tao ook geen wereldverzaking en ascese. Hij streeft, en dat is een karaktertrek van alle Chinese filosofie, naar het juiste midden. De mens moet in de wereld staan en werken, maar zo, dat hij innerlijk als het ware 'niet van deze wereld is'. Hij ziet mensen en dingen en bemint ze, maar mag er niet aan hechten. Nooit mag hij vergeten: "Hij leeft voor het hogere, niet voor zijn lust"?
Hier en ook in het volgende wordt de verwantschap van het (oorspronkelijke) taoïsme met de gedachtenwereld van de Indische filosofie bijzonder duidelijk. Veel onderzoekers hebben uit deze overeenkomst zelfs geconcludeerd dat er sprake is van beïnvloeding. Het Indische begrip 'karma yoga' : handelen en zijn plicht vervullen, terwijl men toch innerlijk vrij en onafhankelijk blijft en zo meester wordt over zichzelf en de dingen, drukt hetzelfde uit als de eis van Lao Tse: handelen door niet-doen, de dingen hanteren zonder er bezit van te nemen, werk doen zonder er trots op te zijn. Maar ook het woord van Paulus: 'als niets hebbend en toch alles bezittend' (2 Kor. 6:10) komt voort uit dezelfde houding tegenover de wereld. Ook de Indische leer van het Brahmâ, dat in alles en ook in onszelf is en waarin wij moeten opgaan om vrede en verlossing te vinden, staat dicht bij de leer van het Tao en is ermee vergelijkbaar.
In de praktische ethica, in de opvattingen over de verhouding tot de medemens, dringt er zich weer de overeenkomst op met het christendom. "Wie niet strijdt, met hem kan niemand ter wereld strijden ... Vergeldt vriendschap met deugd! ... De goede behandel ik goed, de niet-goede behandel ik ook goed, want dan wordt hij goed. De waarachtige behandel ik waarachtig, en de niet-waarachtige behandel ik ook waarachtig, want dan wordt hij waarachtig..."
Lao Tse gaat hier nog een stap verder dan Confucius, die ook goedheid met goedheid wilde vergelden, maar slechtheid niet met goedheid, maar met gerechtigheid.
De sleutel tot de ethiek van 'Tao-te-king' is eenvoud. Het eenvoudige leven versmaadt gewin, sluwheid, gekunstelheid, zelfzucht en onmatige verlangens. 'De volmaakte mens wenst niet te wensen, en aast niet op moeilijk te verkrijgen goederen ... laten wij zo groot mogelijk leegte scheppen en diepe stilte bewaren.'
In de stilte en in de toegewijde beschouwing van het natuurgebeuren, dat de buitenkant van het Tao vormt, kunnen wij ons bewust worden van het Tao en daardoor tot rust en verlichting komen. "Wanneer allle dingen en levende wezens zich bewegen, kijk ik hoe zij zich omwenden. Ja, de dingen groeien en bloeien, en elk ding keert terug tot zijn oorsprong. Terugkeer tot de oorsprong is stilte, dat wil zeggen: je keren naar je bestemming. Je keren naar je bestemming is bestendigheid. Erkenning van de bestendigheid is verlichting".
De verlichte is onbevangen en keert terug tot de eenvoud van het kind. Hij is ontspannen, zacht zelfs en heeft juist daardoor de macht alles te overwinnen. Want het zachte overwint het harde. 'Niets ter wereld is zachter en zwakker dan water en toch heeft niets meer macht over het harde en het sterke'. Er is niets waardoor het kan worden vervangen. Het zwakke overwint het sterke'. Terwijl de wijze tevreden en bescheiden als het water leeft, strooit hij weldaden om zich heen. 'De volmaakte goede is als water; water is nuttig voor alle levende wezens en voert geen strijd; het bewoont wat de mensen versmaden; daarom staat het dicht bij het Tao.
Hij wiens handelen met het Tao overeenstemt, wordt één met Tao. Wie het hoogste doel bereikt en in volkomen zelfverloochening opgaat in het Tao, krijgt ook - in deze zin - onsterfelijkheid. 'Wie het eeuwige kent, is alomvattend en dus rechtvaardig; rechtvaardig en dus koning; koning en dus van de hemel; van de hemel en dus van Tao; van Tao en dus blijvend; hij kan zonder gevaar zijn lichaam verliezen.'
Zelfverloochening, zelfloosheid, is het eigenlijke kenmerk van de edele mens. 'Zich terugtrekken, dat is de weg van de hemel'. Daarom omvat de heilige mens het Ene en wordt een voorbeeld voor de wereld. Hij dringt zich niet op de voorgrond en daarom schittert hij; hij doet zich niet gelden en daarom valt hij op; hij roemt zichzelf niet en daarom krijgt hij de eerste plaats. 'Daarom stelt de heilige zichzelf op de laatste plaats en krijgt de eerste plaats; hij doet afstand van zichzelf en behoudt zichzelf.'
Doet dit niet denken aan die andere stem die zegt : 'Wie zich verheft zal vernederd worden?' De volmaakte die zich van alles vrijmaakt en achter niemand of niets aanloopt, krijgt alles vanzelf. 'Men kent de wereld niet door de deur uit te gaan; men kent de weg van de hemel niet door uit het raam te kijken. Hoe verder men weggaat, hoe minder men kent.' 'Wie afstand doet, wordt rijker.'
Wandelend in het Tao, wordt de gelijkmoedigheid van de volmaakte niet meer aan het wankelen gebracht door gevaren of verlokkingen van buiten. 'Hij kan niet in vertrouwen worden genomen of op afstand worden gehouden, hij is niet te verrijken of te benadelen, hij is niet edel of slecht te maken, daarom is hij het edelste in de wereld.' 'Het rustige is heer over het onrustige; daarom wandelt de wijze de hele dag zonder zijn rustige ernst te verliezen. Heeft hij prachtige paleizen, rustig woont hij er en even rustig verlaat hij ze ...'
Staat en maatschappij
Werken door niet-handelen, door ontspannen rust in het Tao, is een gebod dat niet alleen geldt voor de wijze, maar ook voor de bestuurder. Zonder veel woorden, zonder veel wetten of verboden en geboden, alleen door de uitstraling van zijn eigen rustig en deugdzaam leven moet de heerser heersen. 'Hoe meer verboden, hoe armer het volk. Hoe meer middelen van bestaan, hoe meer verwarring van staat en gezin. Hoe vindingrijker en slimmer de mensen, hoe uitzinniger zaken worden bedacht. Hoe meer wetten en verordeningen worden afgekondigd, hoe meer dieven en rovers er komen. Daarom zegt de volmaakte mens: ik handel niet, dan verandert het volk vanzelf; ik werk niet en het volk wordt vanzelf rijk; ik heb geen verlangens en het volk zal vanzelf terugkeren tot de oorspronkelijke eenvoud ...'
Bron : Hans Joachim Störig, Geschiedenis van de filosofie, Spectrum
Geen opmerkingen:
Een reactie posten