Know Thyself - Welcome @ Kristo's blog

Know Thyself - Welcome @ Kristo's blog
David - I adore the community of saints / Gelukpa's

dinsdag 31 december 2013

Gelukkig 2014!

De laatste dagen was ik niet altijd even goed. Ik heb mezelf eens diep in vraag gesteld. Jaren was ik een adept van de theosofie van Helena Blavatsky en Alice Bailey's Lucis Trust (Lucifer Publishing Company). Theosofen zien lucifer als een lichtbrenger, een goedaardige kracht in de wereld. Satan is de goeie in de geschriften van Blavatsky omdat hij zichzelf offtert om de mensen hun intellect vrij te maken. Ik doe hier afstand van. Mijn voorvader Lieven Van Hooymissen had de brouwerij Sint-Michael, naar de grote aartsengel genoemd en ik blijf bij mijn eigen geloof wat betreft goed en kwaad. Theosofie is sterk gelinkt met Weishaupt's Illuminati, althans Meester Saint Germain zou betrokken zijn geweest met oprichting van de orde. Lucis Trust en de Verenigde Naties verdedigen een sociaal-democratische nieuwe wereldorde. Complottheorieën laten dan weer een ander verhaal zien. Vanuit christelijke hoek ziet men eerder een fascistische wereldorde ontstaan met één wereldleider (volgens Christenen de Anti-Christ) en na de onthullingen van Edward Snowden over de NSA is Big Brother me toch net iets te machtig geworden. Ik ben nog steeds bevriend met Mehal Rockefeller, die volgens christenen deel uitmaakt van één van de 13 satanistische bloedlijnen. Mehal is nochtans altijd heel vriendelijk tegen me maar voorstander van een NWO met één wereldregering. Ik bespreek soms met hem sommige complottheorieën en feit is dat veel macht in de handen is van een beperkte elite waar Mehal deel van uitmaakt, zijn oom is David Rockefeller. Ik ben voorzichtig met het vellen van oordelen, dat laat ik aan God over, ik kan alleen maar vaststellen dat ik geen satanist ben hoewel ik ook inwijdingen in theosofische kringen heb meegemaakt. Ik ben er een beetje ontgoocheld in geraakt in dezelfde zin als Jiddu Krishnamurti brak met de vereniging. Eén van de stichters van de Loge Witte Lotus zal wel altijd een vriend blijven. Men moet onafhankelijk van instituten, organisaties en loges de Waarheid kunnen vinden. De ware Loge zit toch in je eigen hart, maar het merendeel van de mensen van de lagere, blauwe graden uit de vrijmetselarij zijn met goede dingen bezig. Pas hogerop wordt het luciferische element belangrijker. Zo las ik:

"One of the most hidden secrets involves the so-called fall of Angels. Satan and his rebellious host will thus prove to have become the direct Saviours and Creators of divine man. Thus Satan, once he ceases to be viewed in the superstitious spirit of the church, grows into the grandiose image. It is Satan who is the God of our planet and the only God. Satan (or Lucifer) represents the Centrifugal Energy of the Universe, this ever-living symbol of self-sacrifice for the intellectual independence of humanity. "----Sister H.P. Blavatsky, The Secret Doctrine  Pages215, 216, 220, 245, 255, 533

Albert Pike, freemason, Morals and Dogma:

LUCIFER,the Light-bearer! Strange and mysterious name to give to the Spirit of Darknesss! Lucifer, the Son of the Morning! Is it he who bears the Light, and with its splendors intolerable blinds feeble, sensual orselfish Souls? Doubt it not!

"No one will enter the New World Order... unless he or she will make a pledge to worship Lucifer. No one will enter the New Age unless he will take a Luciferian Initiation."- David Spangler Director of Planetary Initiative United Nations.

Ik zie Lucifer nog steeds als een lichtdrager, maar ook als een misleider met een ongelooflijke machtswellust. In de oorlog in de hemel zou ik zeker de kant van Michael kiezen, maar indigo's planten een zwaard van licht en vechten in liefde zonder te oordelen. Het edele middenpad uit het boeddhisme leidt net naar vrede en ik ben nog steeds lerende. Mijn psychische crises met uitingen als depressies en psychosen uit het verleden waren echt voorbereidingen voor inwijding, ik zie het niet als pathologie hoewel artsen me nog steeds medicatie als onderhoudsdosis geven en over occultisme kan je enkel met mensen uit de transpersoonlijke psychologie praten. Ik ben gewoon ongelooflijk geïnteresseerd in wat er gebeurt in de wereld in alle lagen van de samenleving, arm  en rijk. Ik ben geboren onder lotsnummer 8, een nummer dat veel met geld en macht te maken krijgt en niet zelden zelf heel rijk wordt. Toch ben ik een enorm verantwoordelijk mens die bezorgd is om de wereld en al wat leeft, een beetje in de voetsporen van de boddhisattva's wandelend zoals ik ooit de eed aflegde.. Een relatie is de beste leerschool om te groeien, omdat je continu gespiegeld wordt. Je komt jezelf tegen en dat is heel leerrijk en niet iets om van weg te lopen. Binnen de comfortzone is er niks groei en evolutie.

Het occultisme is dus nooit zonder gevaren want je kan vanuit verkeerde beweegredenen op het spoor van zwarte magie komen en uiteindelijk lid worden van de duistere, involutionaire zwarte broederschap die de evolutie van de mensheid tegenwerken, ook wel de loge van het materialisme genoemd. De Grote Witte Loge werkt voor de bevrijding van de mensheid, soms ten koste van zichzelf. Ik ben het grondig oneens met Blavatsky dat we Satan maar moeten aanvaarden als de enige god van deze planeet, de hel der hellen zoals ze al eens noemde. Er is licht en donker,en overal valt het beste uit te filteren. Ik ben geen grote fan van De Geheime Leer. De boeken van Alice Bailey bevatten interessante stukken, maar hun geprofeteerde Christus kan evengoed Lucifer zelf zijn. Bailey's man Foster Bailey, een 32e graads vrijmetselaar schreef al over de mogelijkheid om vanuit de vrijmetselarij toe te treden tot de illuminati, en daar voel ik me niet toe geroepen, hoewel ik mensen ken vanuit die strekking. De theosofie zocht al lang een avatar, een christus, een messias, en Krishnamurti werd uiteindelijk opgeleid om die rol te gaan vervullen, wat de reden was voor spanningen binnen de vereniging. Steiner stapte op, en er bleek een duistere kracht in de vereniging te zijn geslopen, aldus de antroposofie. Steiner wou de mens centraal stellen en de theosofie ontdoen van zijn onzuiverheden. De mysterieën blijven boeiend. Krishnamurti was een indrukwekkend heilig man, maar zo waren er meer zoals Aurobindo, die goede bruikbare tips gaf voor mensen op het pad. Volgens sommigen zitten we in een eindtijd waarbij er een derde wereldoorlog zal komen volgens een brief van Albert Pike om zo de NWO te kunnen realiseren met de opkomst van de Antichrist. Veel invalshoeken, het is een spannende tijd wetende dat macht corrumpeert en dat het Pentagon en de CIA nu niet meteen de meet heilzame instanties ter wereld zijn met een duister verleden van infiltratie van burgerbewegingen die een gevaar kunnen leveren tegen de gevestigde orde. Wat de NSA nu doet is crimineel Orwelliaans en ik hoop dat er beterschap komt. Veel informatie is al naar buiten gebracht en ik ben zelf één van de mensen die daar actief aan meewerkt vanuit een Waarheidsbewustzijn. Licht en Waarheid kunnen de wereld transformeren ten goede, maar er zullen altijd duistere krachten dat proberen te verhinderen. Aurobindo ervaarde hetzelfde met zijn werk met de Moeder en alle discipelen kregen in zijn Ashram met vijandige aanvallen te maken. In het Christendom vocht Jezus met de duivel. De Boeddha versloeg Koning Mara en zo zijn zijn er meer voorbeelden van de testen waar je mee te maken krijgt. Mijn computer werkt meestal tegen tijdens perioden van extreme groei. Ik blijf dol op complottheorieën omdat ik graag macht bestudeer. Ik kies absoluut om goed te doen, en weet dat sommige theorieën soms werkelijkheid worden eens ze bewezen zijn. Maar ik gooi het kind met het badwater niet weg. Illuminisme, loges en occultisme hebben hun waarde als ze goed gebruikt worden, voor de bevrijding van de mensheid, maar je hebt het niet nodig. Je kan ook op je eentje onder de wijs meester, guru of begeleider je weg vinden in de wereld als spiritueel mens. Ik heb altijd veel zelf gedaan. Niet alle leraren zijn zuiver genoeg. Je hebt leraren nodg die vrij zijn van machtswellust en hun ego perfect kunnen overstijgen. De inwijding bij Swami Nardanand was nog wel een meevaller. Allemaal hele zuivere mensen daar. Je moet ook opletten dat je nooit te fanatiek wordt als je het spirituele pad bewandeld, gewoon rustig blijven studeren, mediteren en blijven meehelpen aan de vooruitgang van het ras. Na mijn studies droom ik er toch van genoeg geld te kunnen verdienen om ooit een reis naar Tibet te kunnen maken of Shamballah als uitvalsbasis lijkt me ook heel verlokkelijk om op te zoeken, maar ik moet realistisch zijn. Anno 2014 blijf ik hooggevoelig, levende van heel weinig geld waar ik dan nog van studeer en ik ben nog zeker 2 jaar bezig in de informatica, nu de rechtspraktijk voorgoed een afgesloten geheel is wegens te theoretisch. Daarna zal ik nog werk moeten vinden en dit volhouden en dan kan ik die droomreis misschien wel eens maken.

Blavatsky mag dan wel beweren dat het Christendom de zaken omdraait en dat Satan de goeie is, in de Agni Yoga leringen wordt dat toch niet bevestigd en wordt aangeraden om in het Armageddon de strijd  met de duisternis aan te gaan. Ik blijf dus bij de Christelijke visie op de zaken. Ik wil wel het kind met het badwater niet weggooien, zoals ik al eerder zei, Blavatsky heeft een heel mooi boekje achtergelaten, namelijk "De Stem van de Stilte" waarvan de Dalai Lama zei:

Ik geloof dat dit boek van grote betekenis is geweest voor mensen die op zoek waren naar de wijsheid en het mededogen van het pad van de bodhisattva.
     – 14de Dalai Lama

Je kan het hier gratis online lezen, een aanrader, voor de weinigen http://www.theosofie.net/literatuur/stem.html

Verder noem ik mezelf geen theosoof meer. Ik ben mijn eigen weg gegaan en heb geen houvast van tradities meer nodig. De Boeddha zei al dat we niks moeten geloven omdat het door een traditie is doorgegeven. We moeten ons eigen hart volgen en anders het geleerde verwerpen. Krishnamurti zei: "I maintain that Truth is a pathless land, and you cannot approach it by any path whatsoever, by any religion, by any sect." We moeten het uiteindelijk in onszelf vinden, maar er zijn er die ons zijn voorgegaan en wiens woorden en geschriften een hele behulpzame steun kunnen zijn, want binnen de huidige psychologie is het rond deze onderwerpen triestig gesteld. Krishnamurti zei ook: "All ideologies are idiotic, whether religious or political, for it is conceptual thinking, the conceptual word, which has so unfortunately divided man." Ik had een woedende discipel online op facebook die Krishnamurti verwijt de leringen van belangrijke mensen niet ernstig te nemen, maar K. is uitendelijk zijn eigen weg gegaan zonder de theosofische beweging, en ik geloof dat dat een belangrjk moment is. De keuze om 100% voor jezelf te gaan, jouw waarheid onafhankelijk, ongerept.

Voor de lezers, ik ben dus geen satanist omdat ik Blavatsky lees of vrijmetselaars onder de kennissen heb. Ik leer van iedereen die ik op mijn weg tegenkom, zo simpel is dat. Uiteindelijk werken we collectief voor de bevrijding van de lasten van onze naasten, onze familie, ons volk, ons land, ons continent, en verder ook de wereld als we onszelf als wereldbugers kunnen zien of ontwikkelen. Blavatsky schreef over deze taak: This is an allusion to a well-known belief in the East (as in the West, too, for the matter of that) that every additional Buddha or Saint is a new soldier in the army of those who work for the liberation or salvation of mankind. In Northern Buddhist countries, where the doctrine of Nirmanakayas — those Bodhisattvas who renounce well-earned Nirvana or the Dharmakaya vesture (both of which shut them out for ever from the world of men) in order to invisibly assist mankind and lead it finally to Paranirvana — is taught, every new Bodhisattva or initiated great Adept is called the "liberator of mankind." The statement made by Schlagintweit in his "Buddhism in Tibet" to the effect that Prulpai Ku or "Nirmanakaya" is "the body in which the Buddhas or Bodhisattvas appear upon earth to teach men" — is absurdly inaccurate and explains nothing.

Basic income: our share of the economy.

zaterdag 21 december 2013

Login screen

Ik heb mezelf even Aurobindo gewaand en een inlogscherm geprogrammeerd in C#. Het werkt!

Money as debt

Marlies en Kristof





Sri Aurobindo - Lettres on yoga.

The hostile Forces are Powers of Darkness who are in revolt against the Light and the Truth and want to keep this world under their rule in darkness and ignorance. Whenever anyone wants to reach the Truth, to realise the Divine, they stand in the way as much as possible. But what they are specially against is the work the Mother and myself are doing, to bring down the Light here into the earth and establish the Truth—that would mean their own expulsion. So they always try to destroy the work as a whole and to spoil the sadhana of each sadhak. It is not only you who are attacked: all are attacked more or less—especially when there is a great progress, these forces try to interfere.

The only way to avoid it is to be entirely turned towards the Mother and to refuse any opportunity to these Forces.

[...]

Sometimes they possess men in order to act through them, sometimes they take birth in a human body. When their use in the play is over, they will either change or disappear or no longer seek to intervene in the earth-play.

[...]

These things [such as temptation by Apsaras] are possible but they do not usually happen—because it is difficult for beings of the subtle worlds to materialise to such an extent or for a long time. They prefer to act by influencing human beings, using them as instruments or taking possession of a human mind and body.

[...]

There are two kinds of Asuras—one kind were divine in their origin but have fallen from their divinity by self-will and opposition to the intention of the Divine: they are spoken of in the Hindu scriptures as the former or earlier gods; these can be converted and their conversion is indeed necessary for the ultimate purposes of the universe. But the ordinary Asura is not of this character, is not an evolutionary but a typal being and represents a fixed principle of the creation which does not evolve or change and is not intended to do so.

These Asuras, as also the other hostile beings, Rakshasas, Pisachas and others resemble the devils of the Christian tradition and oppose the divine intention and the evolutionary purpose in the human being; they don’t change the purpose in them for which they exist which is evil, but have to be destroyed like the evil. The Asura has no soul, no psychic being which has to evolve to a higher state; he has only an ego and usually a very powerful ego; he has a mind, sometimes even a highly intellectualised mind; but the basis of his thinking and feeling is vital and not mental, at the service of his desire and not of truth. He is a formation assumed by the life-principle for a particular kind of work and not a divine formation or a soul.

[...]

Yes. Some kinds of Asuras are very religious, very fanatical about their religion, very strict about rules of ethical conduct. Others of course are just the opposite. There are others who use spiritual ideas without believing in them to give them a perverted twist and delude the sadhaka. It is what Shakespeare described as the Devil quoting Scripture for his own purpose. At present what they are most doing is to try to raise up the obscurity and weakness of the most physical mind, vital, material parts to prevent the progress or fulfilment of the sadhana.

[...]

The Asuras are really the dark side of the mental, ormore strictly, of the vital mind plane. This mind is the very field of the Asuras. Their main characteristic is egoistic strength and struggle, which refuse the higher law. The Asura has self-control, tapas and intelligence, but all that for the sake of his ego. On the lower vital plane the corresponding forces we call the Rakshasas which represent violent passions and influences. There are also other kinds of beings on the vital plane which are called the Pisachas and Pramathas. They manifest more or less in the physico-vital. On the physical plane the corresponding forces are obscure beings, more forces than beings, what the Theosophists call the elementals. They are not strongly individualised beings like the Rakshasas and Asuras, but ignorant and obscure forces working in the subtle physical plane. What we in Sanskrit call the Bhutas mostly come under this class. But there are two kinds of elementals, the one mischievous and the other not. There are no Asuras on the higher planes where the Truth prevails, except in the Vedic sense—“the Divine in its strength”. The mental and vital Asuras are only a deviation of that power.

[...]

The Gandharvas are of the vital plane but they are vital Gods, not Asuras. Many Asuras are beautiful in appearance and can carry even a splendour or light with them. It is the Rakshasas, Pisachas, etc. who are ugly or evil in appearance.

[...]

Some of the vital beings are very intelligent—but they do not make friends with the Light—they only try to avoid destruction and wait their time.

[...]

The hostile forces exist and have been known to Yogic experience ever since the days of the Veda and Zoroaster in Asia (and the mysteries of Egypt and Chaldea and the Cabbala) and in Europe also from old times. These things of course cannot be felt or known so long as one lives in the ordinary mind and its ideas and perceptions—for there there are only two categories of influences recognisable, the ideas and feelings and actions of oneself and others and the play of environment and physical forces. But once one begins to get the inner view of things, it is different. One begins to experience that all is an action of forces, forces of Prakriti psychological as well as physical which play upon our nature—and these are conscious forces or are supported by a consciousness or consciousnesses behind. One is in the midst of a big universal working and it is impossible any longer to explain everything as the result of one’s own sole and independent personality.

You yourself have at one time written that your crises of despair etc. came upon you as if thrown on you and worked themselves out without your being able to determine or put an end to them. That means an action of universal forces and not merely an independent action of your own personality, though it is something in your nature of which they make use. But you are not conscious, and others also, of this intervention and pressure at its source for the reason I state. Those in the Asram who have developed the inner view of things on the vital plane have plenty of experience of the hostile forces. However, you need not personally concern yourself with them so long as they remain incognito.

[...]

It is true that all comes from the Divine and it is true also that a Divine Presence and a Divine Will is behind all that happens and leads the world towards a divine goal.

At the same time it is also taught in the Gita that this world is a world of obscurity and ignorance and to attain to the Divine one must overcome certain forces of Nature, such as Desire, which the Gita calls the enemy difficult to overcome. It is in this sense that we speak of hostile forces—those which stand in the way of coming out of the Ignorance and attaining to the consciousness of the Divine.

It is again true that those who have a complete and living faith in the Divine and a perfect sincerity in their vision of the Divine everywhere and a pure sattwic nature need not trouble themselves about the hostile forces—for from them the forces of the Ignorance fall back and cannot take possession of their nature.

The teaching about the hostile forces (Asuri Rakshasi forces) is necessary for those who have a divided consciousness or a more rajasic temperament—for if they are not on their guard they may fall into the control of undesirable forces of Desire and Ego.

[...]

The psychic being, if allowed to manifest from the first in Life and lead the evolution instead of being relegated behind the veil, would have been the principle of a harmonious outflowering; everyone who has felt the psychic at work within him, freed from the vital intervention, can at once see that this would be its effect because of its unerring perception, true choice, harmonic action. If it has not been so, it is because the dark Powers have made Life a claimant instead of an instrument. The reality of the Hostiles and the nature of their role and trend of their endeavour cannot be doubted by anyone who has had his inner vision unsealed and made their unpleasant acquaintance.

[...]

It is likely that as the supramental principle evolved itself the evolution would more and more take on another aspect—the Daivic nature would predominate, the Asuro-Rakshaso-Pishachic prakriti which now holds so large a place would more and more recede and lose its power. A principle of greater unity, harmony and light would emerge everywhere. It is not that the creation in the Ignorance would be altogether abolished, but it would begin to lose much of its elements of pain and falsehood and would be more a progression from lesser to higher Truth, from a lesser to a higher harmony, from a lesser to a higher Light, than the reign of chaos and struggle, of darkness and error that we now perceive.

For according to all occult teaching the evolutionary creation could have been such but for the intervention of the Powers of Darkness—all traditions including that of the Veda and Upanishads point under different figures to the same thing. In the Upanishads it is the Daityas that smite with evil all that the gods create, in the Zoroastrian tradition it is Ahriman coming across the work of Ahura Mazda, the Chaldean tradition uses a different figure. But the significance is the same; it is the perception of something that has struck across the harmonious development of creation and brought in the principle of darkness and disorder. The occult tradition also foresees the elimination of this disturbing element by the descent of a divine Principle or Power on earth, but gives to it usually a sudden and dramatic form. I conceive that the supramental descent would effect the same event by a progressive elimination of the darkness and evolution of the Light, but with what rate of rapidity it would be rash to try to forecast or prefigure.

[...]

When there is a pressure on the vital world due to the preparing Descent from above, that world usually precipitates something of itself into the human. The vital world is very large and far exceeds the human in extent. But usually it dominates by influence not by descent. Of course the effort of this part of the vital world is always to maintain humanity under its sway and prevent the higher Light.

The vital descent cannot prevent the supramental—still less can the possessed nations do it by their material power, since the supramental descent is primarily a spiritual fact which will bear its necessary outward consequences. What previous vital descents have done is to falsify the Light that came down as in the history of Christianity where it took possession of the teaching and distorted it and deprived it of any widespread fulfilment. But the supermind is by definition a Light that cannot be distorted if it acts in its own right and by its own presence. It is only when it holds itself back and allows inferior Powers of consciousness to use a diminished and already deflected Truth that the knowledge can be seized by the vital Forces and made to serve their own purpose.

[...]

Ignorance means Avidya, the separative consciousness and the egoistic mind and life that flows from it and all that is natural to the separative consciousness and the egoistic mind and life. This Ignorance is the result of a movement by which the cosmic Intelligence separated itself from the light of Supermind (the divine Gnosis) and lost the Truth,—truth of being, truth of divine consciousness, truth of force and action, truth of Ananda. As a result instead of a world of integral truth and divine harmony created in the light of the divine Gnosis, we have a world founded on the part truths of an inferior cosmic Intelligence in which all is half truth, half error.

It is this that some of the ancient thinkers like Shankara, not perceiving the greater Truth-Force behind, stigmatised as Maya and thought to be the highest creative power of the Divine. All in the consciousness of this creation is either limited or else perverted by separation from the integral Light; even the Truth it perceives is only a half knowledge. Therefore it is called the Ignorance.

Falsehood, on the other hand, is not this Avidya, but an extreme result of it. It is created by an Asuric power which intervenes in this creation and is not only separated from the Truth and therefore limited in knowledge and open to error, but in revolt against the Truth or in the habit of seizing the Truth only to pervert it. This Power, the dark Asuric Shakti or Rakshasic Maya, puts forward its own perverted consciousness as true knowledge and its wilful distortions or reversals of the Truth as the verity of things. It is the powers and personalities of this perverted and perverting consciousness that we call hostile beings, hostile forces. Whenever these perversions created by them out of the stuff of the Ignorance are put forward as the truth of things, that is the Falsehood.

[...]

These are the forces and beings that are interested in maintaining the falsehoods they have created in the world of the Ignorance and in putting them forward as the Truth which men must follow. In India they are termed Asuras, Rakshasas, Pisachas (beings respectively of the mentalised vital, middle vital and lower vital planes)who are in opposition to the Gods, the Powers of Light. These too are Powers, for they too have their cosmic field in which they exercise their function and authority and some of them were once divine Powers who have fallen towards the Darkness by revolt against the divine Will behind the cosmos. The word “Appearances” refers to the forms they take in order to rule the world, forms often false and always incarnating falsehood, sometimes pseudo-divine.

[...]

Yes, they [the hostile forces] have their own world and, if they kept to it, there could be no objection to their existence. There is a world that is natural to them and has its own rhythm, its own dharma—just as the lesser gods have theirs. But, they want to dominate the evolution and for that purpose they have taken their station in the vital worlds which influence the earth nature and give it its materials for life.

They were created or rather manifested like other orders of being as a type or several types expressing some cosmic stress, some possibility in the Infinite, the expression of a certain kind of consciousness and force. When the work that they are permitted to do on earth, the work of negation, perversion, miscreation is finished they will be destroyed here, but there is no reason to suppose that they may not exist in their own universe, as it were, outside the system here. For here their presence is an Adharma, a disturbance of the true harmony and natural evolution there should be on the earth plane; it is an intrusion and not a natural presence.

How did the Ignorance come into being out of Sachchidananda? Or ego? The Hostile Forces in their own world embody ego self-fulfilled and having its own free play—ego on earth is not self-fulfilled and not meant to be, it is in conflict with a cosmic Force greater than itself and is only a temporary expedient for bringing forth individuality out of the indeterminateness of just conscient life and inconscient Matter.

[...]

If there were no hostile forces and there were still the evolutionary world, there could be ignorance still but not perversity in the ignorance. All would be a partial truth acting through imperfect instruments but for the best purposes of this or that stage in a progressive manifestation.

[...]

The mere intensity of the force does not show that it is a bad power; the Divine Force often works with a great intensity. Everything depends on the nature of the force and its working; what does it do, what seems to be its purpose? If it works to purify or open the system, or brings with it light or peace or prepares the change of the thought, ideas, feelings, character in the sense of a turning towards a higher consciousness, then it is the right force. If it is dark or obscure or perturbs the being with rajasic or egoistic suggestions or excites the lower nature, then it is an adverse Force.

[...]

The hostiles have themselves bodies though not of a gross physical kind—they see, but with a subtle seeing that includes not only bodies, but movements of forces, thoughts, feelings.

[...]

Very great [are the occult powers of the hostile beings]—it is their occult powers and knowledge of occult processes that make them so strong and effective.

[...]

The lesser forces of Light are usually too much insistent on seeking for Truth to make effectivity their logic or their rule—the hostiles are too pragmatic to care for Truth, they want only success. As for the greater Forces (e.g. Overmind) they are dynamic and try always to make consciousness effective, but they insist on consciousness, while the hostiles care nothing for that—the more unconscious you are and their automatic tool, the better they are pleased—for it is unconsciousness that gives them their chance.

[...]

The universe is certainly or has been up to now in appearance a rough and wasteful game with the dice of chance loaded in favour of the Powers of darkness, the Lords of obscurity, falsehood, death and suffering. But we have to take it as it is and find out—if we reject the way out of the old sages—the way to conquer. Spiritual experience shows that there is behind it all a wide terrain of equality, peace, calm, freedom, and it is only by getting into it that we can have the eye that sees and hope to gain the power that conquers.

[...]

It [the adverse force] is the Power that keeps up ignorance and darkness in the world—it can only be destroyed when mankind is no longer in love with ignorance and darkness. Each sadhak has to push it out of contact with his being. When it has gone from him, then there will be no longer any serious difficulties in his sadhana.

[...]

The evil forces are perversions of the Truth by the Ignorance—in any complete transformation they must disappear and the Truth behind them be delivered. In this way they can be said to be transformed by destruction.

[...]

The Gods are Personalities or Powers put forth by the Divine—they are therefore in front limited Emanations, although the full Divine is behind each of them.

Of course, the gods exist—that is to say, there are Powers that stand above the world and transmit the divine workings. It is the physical mind which believes only in what is physical that denies them. There are also beings of other worlds—gods and Asuras etc.

There are Gods everywhere on all the planes.

[...]

While the Gods cannot be transformed, for they are typal and not evolutionary beings, they can come for conversion—that is to say, to give up their own ideas and outlook on things and conform themselves to the higher Will and supramental Truth of the Divine.

The higher beings are not likely to be in disharmony with each other as they are not subject to the lower ignorance.

The Gods have their own enjoyments, though they may not be of a material character.

[...]

The natives of the Overmind are Gods. Naturally the Gods rule the cosmos.

The Overmind is the world of the Gods and the Gods are not merely Powers, but have Forms also.

In the Overmind the Gods are still separated existences.

The Formateurs of the Overmind have shaped nothing evil—it is the lower forces that receive from the Overmind and distort its forces.

[...]

As far as I can see, once the supramental is established in Matter, the transformation will be possible undermuch less troublesome conditions than now are there. These bad conditions are due to the fact that the Ignorance is in possession and the hostile Powers an established authority, as it were, who do not care to give up their hold and there is no full force of Light established in the earth consciousness which would not only meet but outweigh their full force of darkness.

It is the darkest nights that prepare the greatest dawns—and it is so because it is into the deep inconscience of material life that we have to bring, not an intermediate glimmer, but the full glory of the divine Light.

[...]

This aim suggested to you seems to be part of a seeking for occult powers; such a seeking is looked on with disfavour for the most part by spiritual teachers in India because it belongs to the inferior planes and usually pushes the seeker on a path which may lead him very far from the Divine. Especially, a contact with the forces and beings of the astral (or, as we term it, the vital) plane is attended with great dangers.

The beings of this plane are often hostile to the true aim of spiritual life and establish contact with the seeker and offer him powers and occult experiences only in order that they may lead him away from the spiritual path or else that they may establish their own control over him or take possession of him for their own purpose. Often, representing themselves as divine powers, they mislead, give erring suggestions and impulsions and pervert the inner life.

Many are those who, attracted by these powers and beings of the vital plane, have ended in a definitive spiritual fall or in mental and physical perversion and disorder. One comes inevitably into contact with the vital plane and enters into it in the expansion of consciousness which results from an inner opening, but one ought never to put oneself into the hands of these beings and forces or allow oneself to be led by their suggestions and impulsions. This is one of the chief dangers of the spiritual life and to be on one’s guard against it is a necessity for the seeker if he wishes to arrive at his goal.

[...]

Ordinarily, all the more inward and all the abnormal psychological experiences are called psychic. I use the word psychic for the soul as distinguished from the mind and vital. All movements and experiences of the soul would in that sense be called psychic, those which rise from or directly touch the psychic being; where mind and vital predominate, the experience would be called psychological (surface or occult). “Spiritual” has nothing to do with the Absolute, except that the experience of the Absolute is spiritual. All contacts with self, the higher consciousness, the Divine above are spiritual. There are others that could not be so sharply classified and set off against each other.

The spiritual realisation is of primary importance and indispensable. I would consider it best to have the spiritual and psychic development first and have it with the same fullness before entering the occult regions. Those who enter the latter first may find their spiritual realisation much delayed—others fall into the mazy traps of the occult and do not come out in this life. Some no doubt can carry on both together, the occult and the spiritual, and make them help each other; but the process I suggest is the safer.

The governing factors for us must be the spirit and the psychic being united with the Divine—the occult laws and phenomena have to be known but only as an instrumentation, not as the governing principles. The occult is a vast field and complicated and not without its dangers. It need not be abandoned but it should not be given the first place.

[...]

A sincere heart is worth all the extraordinary powers in the world.

Sri Aurobindo
Source: Letters on Yoga

donderdag 12 december 2013

Quotes by Mehal Rockefeller & Eleanor Roosevelt

Two roads diverged in a wood, and I ...I took the one less traveled by,
and that has made all the difference. - Robert Frost

Many people allow their need for other people's approval to control their lives. They spend their lives worrying about what others think of them. Do not look for approval except for the consciousness of doing your best.

One of the natural, but unfortunate, human characteristics is the sense of a need for approval. It is wonderful to show your appreciation of others and to thank them whenever possible. It is also pleasing when others show appreciation and thank you. But making any significant life choices based on whether or not others approve sets one on a course of emotional destruction.

Make your important choices in life based on your values and your long-term objectives rather than on a need for approval.


Mehal Rockefeller


It isn't enough to talk about peace. One must believe in it. And it isn't enough to believe in it.
One must work at it.

maandag 9 december 2013

Dagen zo mooi!

Ik heb gemerkt dat er nog een foutje zat in mij berekening van de formule Claeys met de zelfgeschreven software in C#. De volledige formule vind je hier: http://www.formuleclaeys.be/. Ik vul mijn dagen met oefenen in programmeren en veel tijd door te brengen met Marlies. Regelmatig gaan we een vriend en/of vriendin bezoeken, maken we een wandeling richting een plaatselijk spelend bandje van gekende en/of bevriende muzikanten, en zaterdag gaan we naar een trouwfeest van vrienden van Marlies. Verder maak ik elke dag één You Tube filmpje met de eenvoudige software Windows Moviemaker voor Vitalski omdat zijn muzieksite weldra komt te vervallen. Woensdag zie ik een maatschappelijk assistent, donderdag ga ik mijn uiteindelijk studietraject voor de opleiding informatica - optie programmeren bespreken met de trajectbegeleider en schrijf ik mij gelijk in voor 3 modules in februari. Maandag volg ik dan weer - als alles doorgaat als gepland - een les strafrecht in Plantijn Hogeschool. Ik weet nog niet of ik in februari les zal hebben in de voormiddag, tegen de avond of eventueel via afstandsonderwijs, en hoe mijn studieschema er zal uitzien, maar de ritjes naar de Campus aan het Schoonselhof zullen wennen worden, want ik heb een hekel aan volle trams. Doorbijten is nu de boodschap want ik wil zo graag een hoger diploma, hoewel ik vooral geloof in zelfstudie als de motor achter het vergaren van kennis.

In mijn relatie gaat het nog steeds heel goed. Het is een wonder dat we eind december alweer 8 maanden samen zijn, vast besloten om er nog geen eind aan te maken want we zien elkaar graag. Als er gestudeerd moet worden, zal dit wennen worden, want we kunnen elkaar moeilijk missen. Alles gaat dus goed, nu maar hopen dat de opleiding vanaf 2014 niet te zwaar wordt.

zondag 8 december 2013

The New Group of World Servers - Djwhal Khul

They are being gathered out of every nation, but are gathered and chosen, not by the watching Hierarchy or by any Master, but by the power of their response to spiritual  opportunity, tide and note. They are emerging out of every group and church and party, and will therefore be truly representative. This they do, not from the pull of their own ambition and prideful schemes, but through the very selflessness of their service.
They are finding their way to the top in every department of human knowledge, not because of the clamor they make about their own ideas, discoveries and theories, but because they are so inclusive in their outlook, and so wide in their interpretation of the truth that they see the hand of God in all happenings, His imprint upon all forms, and His note sounding forth through every channel of communication between the subjective reality and the objective outer form.
They are of all races; they speak all languages; they embrace all religions, all sciences and philosophies. Their characteristics are synthesis, inclusiveness, intellectuality and fine mental development. They own no creed, save the creed of Brotherhood, based on the one Life. They recognize no authority, save that of their own souls, and no Master save the group they seek to serve, and humanity whom they deeply love.
They have no barriers around themselves, but are governed by a wide tolerance, and a sane mentality and sense of proportion. They look with open eyes upon the world of men and recognize those whom they can lift and to whom they can stand as the Great Ones stand, -- lifting, teaching and helping. They recognize their peers and equals, and know each other when they meet, and stand shoulder to shoulder with their fellow workers in the work of salvaging humanity.
It does not matter if their terminologies differ, their interpretations of symbols and scriptures vary, or their words are few or many. They see their group members in all fields -- political, scientific, religious, and economic - and give to them the sign of recognition and the hand of a brother. They recognize likewise Those who have passed ahead of them upon the ladder of evolution, and hail Them Teacher, and seek to learn from Them that which They are so eager to impart. (Treatise on White Magic, p.398-401)
This group has a specific mission, and some of the facts about it might be stated as follows:
It is first of all an attempt at an externalization of the Hierarchy upon the physical plane, or a small working replica of this essentially subjective body. Its members are all in physical bodies but must work entirely subjectively, thus utilizing the inner sensitive apparatus and intuition...composed of men and women of all nations and ages, but each must be spiritually oriented, all must be conscious servers, all must be mentally polarized and alert, and all must be inclusive.
One of the essential conditions...is that they must be willing to work without recognition, on the subjective levels. They must work behind the scenes as do the Great Ones. Its members must therefore be free from all taint of ambition, and of all pride of race and of accomplishment. They must be also sensitively aware of their fellow men and of their thoughts and conditioning environment.
It is a group that has no exoteric organization of any kind, no headquarters, no publicity, no group name. It is a band of obedient workers and servers...--obedient to their own souls and to group need. All true servers everywhere therefore belong to this group, whether their line of service is cultural, political, scientific, religious, philosophical, psychological, or financial. They constitute part of the inner group of workers for humanity, and of the world mystics, whether they know it or not. They will thus be recognized by their fellow group members when contacted in the casual ways of world intercourse.
This group gives the word "spiritual" a wide significance; they believe to mean an inclusive endeavor towards human betterment, uplift and understanding; they give it the connotation of tolerance, international synthetic communion, religious inclusiveness, and all trends of thought which concern the esoteric development of the human being.
It is a group, therefore, without a terminology or Bible of any kind; it has no creed nor any dogmatic formulations of truth. The motivating impulse of each and all is love of God as it wo5rks out in love for one's fellow man. They know the true meaning of brotherhood, without distinction of race. Their lives are lives of willing service, rendered with utter selflessness and without any reservations.
The personnel of this group is known only to the Elder Brothers of the race, and no register of names is kept, and there are three main requirements:
1. A certain at-one-ment between the soul and its mechanism is essential, and that inner triplicity, usually dormant in the majority, of soul - mind - brain, must be in alignment and active.

2. The brain has to be telepathically sensitive in two directions and at will. It must be aware of the world of souls and also of the world of men.


3. There must also exist a capacity for abstract or synthetic thought. This will enable a man to leap over racial and religious barriers. When this is present also, there is an assured belief in the continuity of life and its correlation to the life after death. (A Treatise on White Magic, p. 413/5) 
They are not interested in dogmas or doctrines, and have no shibboleths. Their outstanding characteristic will be an individual and group freedom from a critical spirit. This non-criticism will not grow out of an inability to see error, or failure to measure up to an ideal; falsity, impurity and weakness will be recognized for what they are, but when noted will only serve to evoke a loving helpfulness. (A Treatise on White Magic, p. 426)
You ask me: What keeps a man from becoming a member of such a group? I tell you with emphasis that four things only keep a man from affiliation.
First: An uncoordinated personality. This involves necessarily an untrained mind and a feeble intellect.
Second: A sense of separateness, of distinction, and of being set apart or different from one's fellow men.
Third: The possession of a creed. No matter how good a formula of beliefs it may be, it inevitably produces exclusiveness. It bars some out.
Fourth: Pride & ambition.
You ask again: How shall one qualify? The rules are simple, and are three in number. First learn to practice harmlessness; then desire nothing for the separated self, and thirdly, look for the sign of divinity in all. Three simple rules but very hard to accomplish.
Behind this group...which includes thinkers in every department of human thought...and of human knowledge, stands the Hierarchy of Masters, and in between these two groups stand also a band of teachers, of whom I am one. These act as intermediaries and as transmitters of the energy. May I repeat, and beg you to attend, that this group which is slowly forming is gathered out of every imaginable group of thinking and intelligent men. As yet, and this may surprise a f3ew, there are not very many occultists (so-called) among them. This is due to the fact that the occultists are numerically few in relation to the masses of humanity, and also to their tendency to be sectarian, exclusive and self righteous. Selfless humanitarian workers are there; political leaders and economists and scientific workers in the world's laboratories are also there; churchmen and religious adherents from all of the world religions are there, and the practical mystics and a few occultists. The true occultist is rare.
The group is and will be kept entirely subjective. Its members are linked telepathically, or they recognize each other through the quality of the work they are doing in the outer world and the inclusiveness of the note they sound. It is inspired from above by the souls of its members and the Great Ones and is energized into activity by the need of humanity itself. It is composed of living conscious souls, working through coordinated personalities. Its symbol is a golden triangle, enclosing an even -armed cross with one diamond at the apex of the triangle. This symbol is never reproduced in form at all. It shines above the heads of all who are in the group, and cannot be seen by anyone (not even a clairvoyant) except a group member, and then only if -- for purposes of the work -- his recognition needs stimulation. The motto of the group is ' The Glory of the One. ( A Treatise on White Magic, p.430/1)
Now [an]...attempt is being made to free the "prisoners of the planet". The Hierarchy, through the Group of World Servers now... is seeking to externalize itself, and to restore the mysteries to humanity to whom they truly belong...it is basically necessary that all of you who have sensed the vision, or seen a part of the intended plan, should re-dedicate yourselves to the service of humanity, should pledge yourselves to the work of aiding to the utmost of your ability (ponder on these words and search out their significance) all world servers, and should sacrifice your time, and give of your money, to further the endeavor of the Great Ones. Rest not, above all from your meditation work; keep the inner link; think truth at all times. The need and the opportunity are great and all possible helpers are being called to the forefront of the battle. All can be used in some way, if the true nature of sacrifice is grasped, if skill in action is developed, and if work without attachment is the effort of each and all of you. (A Treatise on White Magic, p.521)


The Lucis Trust is a non-profit tax-exempt educational corporation founded in 1922. No royalties are paid on the books. Training for new age discipleship is provided by the Arcane School. The principles of the Ageless Wisdom are presented through esoteric meditation, study and service as a way of life. Contact the publishers for information.

maandag 25 november 2013

Budgetprogramma

/* Publieke klasse budgetklasse in C#
 * (c) Author Kristof Van Hooymissen
 * November 2013
 */

using System;
using System.Collections.Generic;
using System.Linq;
using System.Text;
using System.Threading.Tasks;

namespace WindowsFormsApplication5
{
    public class budgetklasse
    {
        private double maandinkomen;
        private double huur;
        private double internet;
        private double electriciteit;
        private double telefoon;
        private double brandverzekering;
        private double rechtsbijstand;
        private double ziekteverzekering;
        private double weekgeld;
        private double schulden;
        private double dokter_apotheek;
        public double subtotaalkosten;
        public double reserve;
       
        /* Een constructor die de waarden
         * van private variabelen instelt op
         * default-waarden zoals deze normaal voorkomen
         * in het budget van de programmeur. Kan gewijzigd worden
         * via set-methoden indien nodig.
         */
        public budgetklasse()
        {
            maandinkomen = 1000;
            huur = 200;
            internet = 50;
            electriciteit = 50;
            telefoon = 15;
            brandverzekering = 100;
            rechtsbijstand = 40;
            ziekteverzekering = 130;
            weekgeld = 60;
            schulden = 0;
            dokter_apotheek = 75;
            subtotaalkosten = (huur+internet+electriciteit+telefoon+brandverzekering+rechtsbijstand+ziekteverzekering+(weekgeld*4)+schulden+dokter_apotheek);
        }

        // Hieronder volgen een reeks publieke methoden om de private variabelen aan te spreken zonder dat aan deze 'geraakt' wordt.

        public double geefMaandinkomenWeer()
        {
            return this.maandinkomen;
        }

        public double geefHuurWeer()
        {
            return this.huur;
        }

        public double geefInternetWeer()
        {
            return this.internet;
        }

        public double geefElectriciteitWeer()
        {
            return this.electriciteit;
        }

        public double geefTelefoonWeer()
        {
            return this.telefoon;
        }

        public double geefBrandverzekeringWeer()
        {
            return this.brandverzekering;
        }

        public double geefRechtsbijstandWeer()
        {
            return this.rechtsbijstand;
        }

        public double geefZiekteverzekeringWeer()
        {
            return this.ziekteverzekering;
        }

        public double geefWeekgeldWeer()
        {
            return this.weekgeld;
        }

        public double geefSchuldenWeer()
        {
            return this.schulden;
        }

        public double geefDokter_ApotheekWeer()
        {
            return this.dokter_apotheek;
        }

        public double geefSubtotaalKostenWeer()
        {
            return this.subtotaalkosten;
        }
     
        /* Berekent het maandbedrag voor de brandverzekering en past
         * de defaultwaarde gelijk aan in de private variabele brandverzekering.
         */
        public double berekenBrandverzekeringPerMaand()
        {
            double temp;
            temp = geefBrandverzekeringWeer() / 12;
            brandverzekering = temp;
            return temp;
        }

        public double berekenRechtsbijstandPerMaand()
        {
            double temp;
            temp = geefRechtsbijstandWeer() / 12;
            rechtsbijstand = temp;
            return temp;
        }

        public double berekenZiekteverzekeringPerMaand()
        {
            double temp;
            temp = geefZiekteverzekeringWeer() / 12;
            ziekteverzekering = temp;
            return temp;
        }

        public void setMaandinkomen(double waarde)
        {
            this.maandinkomen = waarde;
        }

        public void setHuur(double waarde)
        {
            this.huur = waarde;
        }

        public void setInternet(double waarde)
        {
            this.internet = waarde;
        }

        public void setElectriciteit(double waarde)
        {
            this.electriciteit = waarde;
        }

        public void setTelefoon(double waarde)
        {
            this.telefoon = waarde;
        }


        public void setBrandverzekering(double waarde)
        {
            this.brandverzekering = waarde;
        }

        public void setRechtsbijstand(double waarde)
        {
            this.rechtsbijstand = waarde;
        }

        public void setZiekteverzekering(double waarde)
        {
            this.ziekteverzekering = waarde;
        }

        public void setWeekgeld(double waarde)
        {
            this.weekgeld = waarde;
        }

        public void setSchulden(double waarde)
        {
            this.schulden = waarde;
        }

        public void setDokter_Apotheek(double waarde)
        {
            this.dokter_apotheek = waarde;
        }

        public void berekenSubtotaalKosten()
        {
            this.subtotaalkosten = this.huur + this.internet + this.electriciteit + this.telefoon + this.brandverzekering + this.rechtsbijstand + this.ziekteverzekering + (this.weekgeld * 4) + this.schulden + this.dokter_apotheek;
        }

        public void setSubtotaalKosten(double waarde)
        {
            this.subtotaalkosten = waarde;
        }
    }
}




Oefenen in programmeren.

Ik ben stevig aan het oefenen om te programmeren in C# (C sharp). Ik heb ooit nog in Java gewerkt, en C# verschilt van syntaxis amper van Java. Ik heb nu een werkend programma dat via gegevensinput de opzegtermijn in maanden uitrekent via de formule Claeys.






Als info heb ik toegevoegd dat ik dit geprogrammeerd heb :



Hetzelfde om (a+b)² uit te rekenen :


zaterdag 23 november 2013

Windows Form Apllication

Ik heb nog wat gespeeld met de formule Claeys en dit in een windows Form gegoten, dat ziet er dan zo uit :


donderdag 21 november 2013

Formule Claeys

Ik heb een programma geschreven dat aan de hand van de formule Claeys je opzegtermijn berekent, het werkt voorlopig alleen met gehele getallen, of met kommagetallen als je komma gebruikt en geen punt in een kommagetal. Hier is de code:

using System;
using System.Collections.Generic;
using System.Linq;
using System.Text;
using System.Threading.Tasks;

namespace ConsoleApplication4
{
        class formule
        {
            public double brutoloon = 0;
            public double ancienniteit;
            public double leeftijd;
            public double baseindex = 117.2;
            public double huidigeindex;
            public double maandenopzeg;

            public void GeefBrutoloon()
            {
                Console.WriteLine("Geef uw brutojaarloon in :");
                brutoloon = Double.Parse(Console.ReadLine());
            }

            public void GeefAncienniteit()
            {
                Console.WriteLine("Geef uw ancienniteit in :");
                ancienniteit = Double.Parse(Console.ReadLine());
            }

            public void GeefLeeftijd()
            {
                Console.WriteLine("Geef uw leeftijd in :");
                leeftijd = Double.Parse(Console.ReadLine());
            }

            public void GeefHuidigeIndex()
            {
                Console.WriteLine("Geef uw huidige index in :");
                huidigeindex = Double.Parse(Console.ReadLine());
            }

            public void BerekenOpzeg()
            {
                if (brutoloon < 120000)
                {
                    maandenopzeg = (0.87 * ancienniteit) + (0.055 * leeftijd) + (0.038 * brutoloon / 1000 * baseindex / huidigeindex) - 1.95;
                }
                else
                {
                    maandenopzeg = (0.87 * ancienniteit) - (0.0029 * leeftijd) + (0.038 * brutoloon / 1000 * baseindex / huidigeindex) + 2.96;
                }
            }

            public void resultaat()
            {
                Console.WriteLine("U hebt " + ancienniteit + " jaren gewerkt, bent " + leeftijd + " jaar oud en de huidige index is " + huidigeindex + ". U verdient "+brutoloon+ " EUR per jaar. Uw opzeg in maanden is : " + maandenopzeg);
            }

        }
    }

using System;
using System.Collections.Generic;
using System.Linq;
using System.Text;
using System.Threading.Tasks;

namespace ConsoleApplication4
{
    class Program
    {
        static void Main(string[] args)
        {
            formule kristof = new formule();
            kristof.GeefBrutoloon();
            kristof.GeefAncienniteit();
            kristof.GeefLeeftijd();
            kristof.GeefHuidigeIndex();
            kristof.BerekenOpzeg();
            kristof.resultaat();
        }
    }
}

Dit geeft als testresultaat het volgende weer bij een variabele input : 


dinsdag 19 november 2013

Terug aan het programmeren.

Ik heb een programma geschreven dat via input van de command line informatie opvraagt en de RSZ van 13.07% onmiddellijk uitrekent. Hier volgt de code:

using System;
using System.Collections.Generic;
using System.Linq;
using System.Text;
using System.Threading.Tasks;

namespace ConsoleApplication3
{
    class socialebijdragen
    {
        public string werknemer;
        public double brutoloon;
        public double rsz=.1307;
        public double bijdrage;
        public double rest;

        public void GeefWerkgever()
        {
            Console.WriteLine("Geef de naam van de werknemer op :");
            werknemer = Console.ReadLine();
        }

        public void BerekenBijdrage()
        {
            bijdrage = brutoloon * rsz;
            Console.WriteLine("Van uw brutoloon van "+brutoloon+" EUR zal "+bijdrage+" EUR afgaan.");
        }

        public void SetBrutoloon(double brutoloon)
        {
            this.brutoloon = brutoloon;
        }

        public void SetBrutoloon()
        {
            Console.WriteLine("Geef uw brutoloon in : ");
            brutoloon = Double.Parse(Console.ReadLine());
        }

        public void BerekenRest()
        {

            rest = brutoloon - bijdrage;
        }

        public void resultaat()
        {
            Console.WriteLine(werknemer+" heeft een brutoloon van "+brutoloon+" EUR, heeft "+bijdrage+" EUR RSZ betaald en heeft nog "+rest+" over.");
            Console.ReadLine();
        }

    }
}

using System;
using System.Collections.Generic;
using System.Linq;
using System.Text;
using System.Threading.Tasks;

namespace ConsoleApplication3
{
    class Program
    {
        static void Main(string[] args)
        {
            socialebijdragen Kristof = new socialebijdragen();
            Kristof.GeefWerkgever();
            Kristof.SetBrutoloon();
            Kristof.BerekenBijdrage();
            Kristof.BerekenRest();
            Kristof.resultaat();
        }
    }
}

Voor een fictief brutoloon van 2500 EUR geeft dit het volgende resultaat :



zaterdag 16 november 2013

Europees Sociaal Handvest

Titel
18 OKTOBER 1961. _ Europees sociaal handvest. (goedgekeurd bij DFG 1983-07-08/34, PD : 18-08-1983; goedgekeurd bij DVR 1990-03-21/37, PD : 05-05-1990) 
(NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 18-08-1983 en tekstbijwerking tot 02-03-2001)

Bron : FRANSE GEMEENSCHAP
Publicatie : 18-08-1983 nummer :   1983900044 bladzijde : 10391
Dossiernummer : 1961-10-18/30
Inwerkingtreding : onbepaald (ART. (35))

InhoudstafelTekstBegin

DEEL I.
Art. M
DEEL II.
Art. 1-19
DEEL III.
Art. 20
DEEL IV.
Art. 21-29
DEEL V.
Art. 30-37, N

TekstInhoudstafelBegin
DEEL I.

  Artikel M. De Overeenkomstsluitende Partijen stellen zich ten doel met alle passende middelen, zowel op nationaal als internationaal terrein, zodanige voorwaarden te scheppen dat de hiernavolgende rechten en beginselen daadwerkelijk kunnen worden verwezenlijkt:
  1. Een ieder dient in staat te worden gesteld in zijn onderhoud te voorzien door werkzaamheden die hij vrijelijk heeft gekozen.
  2. Alle werknemers hebben recht op billijke arbeidsvoorwaarden.
  3. Alle werknemers hebben recht op veilige en hygiënische arbeidsomstandigheden.
  4. Alle werknemers hebben recht op een billijke beloning welke hun en hun gezin een behoorlijk levenspeil waarborgt.
  5. Alle werknemers en werkgevers hebben recht op vrijheid van vereniging in nationale of internationale organisaties voor de bescherming van hun economische en sociale belangen.
  6. Alle werknemers en werkgevers hebben het recht collectief te onderhandelen.
  7. Kinderen en jeugdige personen hebben recht op een bijzondere bescherming tegen de gevaren voor lichaam en geest waaraan zij blootstaan.
  8. Zwangere vrouwen en andere vrouwen in de daarvoor in aanmerking komende omstandigheden hebben bij hun arbeid in dienstbetrekking recht op bijzondere bescherming.
  9. Een ieder heeft recht op een doelmatige beroepskeuzevoorlichting, die erop gericht is hem bij te staan bij de keuze van een beroep dat strookt met zijn persoonlijke aanleg en belangstelling.
  10. Een ieder heeft recht op een doelmatige vakopleiding.
  11. Een ieder heeft het recht om gebruik te maken van alle voorzieningen welke hem in staat stellen in een zo goed mogelijke gezondheid te verkeren.
  12. Alle werknemers en personen te hunnen laste hebben recht op sociale zekerheid.
  13. Een ieder die geen voldoende middelen van bestaan heeft, heeft recht op sociale en geneeskundige bijstand.
  14. Een ieder heeft recht op bijstand door diensten voor sociaal welzijn.
  15. Iedere minder-valide heeft recht op vakopleiding en revalidatie in beroep en samenleving ongeacht de oorzaak en aard van zijn invaliditeit.
  16. Het gezin als fundamentele maatschappelijke eenheid heeft recht op een voor zijn volledige ontplooiing, doelmatige, sociale, wettelijke en economische bescherming.
  17. Moeders en kinderen hebben, ongeacht de echtelijke staat en de gezinsverhoudingen, recht op een passende sociale en economische bescherming.
  18. De onderdanen van de ene Overeenkomstsluitende Partij hebben het recht op het grondgebied van elke andere Partij een op winst gerichte bezigheid uit te oefenen op voet van gelijkheid met de onderdanen van laatstgenoemde Partij, behoudens beperkingen op grond van economische of sociale redenen van dringende aard.
  19. Migrerende werknemers die onderdanen van een der Overeenkomstsluitende Partijen zijn, alsmede hun gezinnen, hebben recht op bescherming en bijstand op het grondgebied van elke andere Overeenkomstsluitende Partij.

  DEEL II.

  Art. 1. Recht op arbeid.
  Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op arbeid te waarborgen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich :
  1. de totstandbrenging en handhaving van een zo hoog en stabiel mogelijk werkgelegenheidspeil, met het oogmerk een volledige werkgelegenheid te verwezenlijken, als een hunner voornaamste doelstellingen en verantwoordelijkheden te beschouwen;
  2. het recht van de werknemer om in zijn onderhoud te voorzien door vrijelijk gekozen werkzaamheden daadwerkelijk te beschermen;
  3. kosteloze arbeidsbemiddelingsdiensten in te stellen of in stand te houden voor alle werknemers;
  4. te zorgen voor een doelmatige beroepskeuzevoorlichting, vakopleiding en revalidatie en deze te bevorderen.

  Art. 2. Recht op billijke arbeidsvoorwaarden.
  Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op billijke arbeidsvoorwaarden te waarborgen, verbinden de overeenkomstsluitende Partijen zich:
  1. redelijke dagelijkse en wekelijkse arbeidstijden vast te stellen, waarbij de werkweek geleidelijk dient te worden verkort voor zover de vermeerdering der produktiviteit en andere van invloed zijnde factoren zulks toelaten;
  2. voor algemeen erkende feestdagen behoud van loon te waarborgen;
  3. een jaarlijks verlof van ten minste twee weken met behoud van loon te waarborgen;
  4. verdere vrije dagen met behoud van loon of een verkorting van de arbeidsduur te waarborgen voor werknemers die nader omschreven gevaarlijke of voor hun gezondheid schadelijke werkzaamheden verrichten;
  5. een wekelijkse rusttijd te waarborgen, die zoveel mogelijk samenvalt met de dag die volgens traditie of gewoonte in het betrokken land of in de betrokken streek als rustdag wordt erkend.

  Art. 3. Recht op veilige en hygiënische arbeidsomstandigheden.
  Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op veilige en hygiënische arbeidsomstandigheden te waarborgen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich :
  1. voorschriften inzake veiligheid en hygiëne uit te vaardigen;
  2. voor de naleving van dergelijke voorschriften door middel van controlemaatregelen zorg te dragen.
  3. zo nodig overleg te plegen met organisaties van werkgevers en werknemers omtrent maatregelen, bedoeld om de bedrijfsveiligheid en -hygiëne te verhogen.

  Art. 4. Recht op billijke beloning.
  Om de onbelemmerde uitoefening van het recht op een billijke beloning te waarborgen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich:
  1. het recht van de werknemers op een zodanige beloning die hun en hun gezin een behoorlijk levenspeil verschaft, te erkennen;
  2. het recht van de werknemers op een hoger beloningstarief voor overwerk te erkennen, behoudens uitzonderingen in bijzondere gevallen;
  3. het recht van mannelijke en vrouwelijke werknemers op gelijke beloning voor arbeid van gelijke waarde te erkennen;
  5. inhoudingen op lonen alleen toe te staan op voorwaarden en in de mate als voorgeschreven door nationale wetten of verordeningen, of vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomsten of scheidsrechterlijke uitspraken.
  De uitoefening van deze rechten dient te worden verwezenlijkt door middel van vrijelijk gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten, bij de wet ingestelde procedures voor loonvaststelling, of andere bij de nationale omstandigheden passende middelen.

  Art. 5. Recht op vrijheid van organisatie.
  Ten einde het recht van werknemers en werkgevers tot oprichting van plaatselijke, nationale of internationale organisaties voor de bescherming van hun economische en sociale belangen en tot aansluiting bij deze organisaties, te waarborgen, verplichten de Overeenkomstsluitende Partijen zich dit recht op generlei wijze door de nationale wetgeving of door de toepassing daarvan te laten beperken. De mate waarin de in dit artikel voorziene waarborgen van toepassing zullen zijn op de politie, wordt bepaald door nationale wetten of verordeningen. Het beginsel volgens hetwelk deze waarborgen van toepassing zullen zijn ten aanzien van leden der strijdkrachten, en de mate waarin deze waarborgen van toepassing zullen zijn op personen in deze categorie, worden eveneens bepaald door nationale wetten of verordeningen.

  Art. 6. Recht op collectief onderhandelen.
  Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op collectief onderhandelen te waarborgen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich :
  1. paritair overleg tussen werknemers en werkgevers te bevorderen;
  2. indien nodig en nuttig de totstandkoming van een procedure te bevorderen voor vrijwillige onderhandelingen tussen werkgevers of organisaties van werkgevers en organisaties van werknemers, met het oog op de bepaling van beloning en arbeidsvoorwaarden door middel van collectieve arbeidsovereenkomsten;
  3. de instelling en toepassing van een doelmatige procedure voor bemiddeling en vrijwillige arbitrage inzake de beslechting van arbeidsgeschillen te bevorderen;
  en erkennen;
  4. het recht van werknemers en werkgevers op collectief optreden in gevallen van belangengeschillen, met inbegrip van het stakingsrecht, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten.

  Art. 7. Recht van kinderen en jeugdige personen op bescherming.
  Om de onbelemmerde uitoefening van het recht van kinderen en jeugdige personen op bescherming te waarborgen, verplichten de Overeenkomstsluitende Partijen zich :
  1. te bepalen dat de minimumleeftijd voor toelating tot tewerkstelling 15 jaar zal zijn, behoudens uitzonderingen voor kinderen die nader omschreven lichte werkzaamheden verrichten welke niet nadelig zijn voor hun gezondheid, geestelijk welzijn of ontwikkeling;
  2. te bepalen dat een hogere minimumleeftijd voor toelating tot tewerkstelling zal worden vastgesteld ten aanzien van nader omschreven werkzaamheden welke als gevaarlijk of als schadelijk voor de gezondheid worden beschouwd;
  3. te bepalen, dat nog leerplichtige personen niet zodanig werk mogen verrichten dat zij niet ten volle het onderwijs kunnen volgen;
  4. te bepalen, dat de arbeidsduur van personen beneden de leeftijd van 16 jaar zal worden beperkt overeenkomstig de behoeften van hun ontwikkeling, in het bijzonder hun behoefte aan vakopleiding;
  5. het recht van jeugdige werknemers en leerlingen op een billijke beloning of andere passende uitkeringen te erkennen;
  6. te bepalen dat de door de jeugdige personen gedurende hun normale arbeidstijd en met toestemming van de werkgever aan vakopleiding bestede tijd als een deel van de werkdag zal worden beschouwd;
  7. te bepalen dat tewerkgestelde personen beneden de leeftijd van 18 jaar recht zullen hebben op ten minste drie weken verlof per jaar met behoud van loon;
  8. te bepalen dat personen beneden de leeftijd van 18 jaar geen nachtarbeid mogen verrichten, met uitzondering van bepaalde in nationale wetten of verordeningen omschreven werkzaamheden;
  9. te bepalen dat personen beneden de leeftijd van 18 jaar die nader in nationale wetten of verordeningen omschreven werkzaamheden verrichten, regelmatig een geneeskundig onderzoek moeten ondergaan;
  10. een bijzondere bescherming tegen gevaren voor lichaam en geest, waaraan kinderen en jeugdige personen zijn blootgesteld, te waarborgen, in het bijzonder tegen de gevaren welke al dan niet rechtstreeks uit hun arbeid voortvloeien.

  Art. 8. Recht van vrouwelijke werknemers op bescherming.
  Om de onbelemmerde uitoefening van het recht van vrouwelijke werknemers op bescherming te waarborgen, verplichten de Overeenkomstsluitende Partijen zich:
  1. te bepalen dat vrouwen, hetzij door verlof met behoud van loon, dan wel door passende sociale zekerheidsuitkeringen of uitkeringen uit openbare middelen in staat worden gesteld voor en na de bevalling verlof te nemen gedurende een totaal van ten minste 12 weken;
  2. het als onwettig te beschouwen indien een werkgever een vrouw haar ontslag aanzegt gedurende haar verlof wegens bevalling of haar ontslag aanzegt op een zodanig tijdstip dat de opzeggingstermijn gedurende een dergelijk verlof afloopt;
  3. te bepalen dat moeders die hun zuigelingen voeden voldoende tijd daartoe krijgen;
  4.
  a) de tewerkstelling van vrouwelijke werknemers die des nachts industriële werkzaamheden verrichten, te regelen;
  b) de tewerkstelling van vrouwelijke werknemers voor ondergrondse mijnarbeid te verbieden en, zo nodig, voor alle andere arbeid die voor haar ongeschikt is op grond van de gevaarlijke, voor de gezondheid schadelijke of vermoeiende aard daarvan.

  Art. 9. Recht op beroepskeuzevoorlichting.
  Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op beroepskeuzevoorlichting te waarborgen, verplichten de Overeenkomstsluitende Partijen zich, zo nodig een dienst in het leven te roepen of hieraan medewerking te verlenen, die allen, met inbegrip van de minder-validen, dient te helpen bij de oplossing van vraagstukken met betrekking tot beroepskeuze en vorderingen in een beroep, met inachtneming van hun persoonlijke eigenschappen, alsmede van het verband tussen deze en de bestaande werkgelegenheid; deze hulp dient kosteloos te worden gegeven, zowel aan jeugdige personen, met inbegrip van schoolkinderen, als aan volwassen.

  Art. 10. Recht op vakopleiding.
  Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op vakopleiding te waarborgen, verplichten de Overeenkomstsluitende Partijen zich:
  1. in overleg met organisaties van werkgevers en werknemers te zorgen voor technische en vakopleidingen waarvan eenieder, met inbegrip van minder-validen, kan profiteren, dan wel hieraan medewerking te verlenen, en toelatingsmogelijkheden tot hoger technisch en universitair onderwijs te openen, uitsluitend berustend op persoonlijke geschiktheid;
  2. een leerlingenstelsel en andere algemene voorzieningen voor de opleiding van jongens en meisjes in hun onderscheiden beroepen in het leven te roepen of hieraan medewerking te verlenen;
  3. zo nodig te zorgen voor of medewerking te verlenen aan :
  a) doelmatige en gemakkelijk toegankelijke opleidingsmogelijkheden voor volwassen werknemers;
  b) bijzondere voorzieningen voor de her- en omscholing van volwassen arbeiders, voortvloeiende uit technische ontwikkelingen of uit nieuwe ontwikkelingen in de werkgelegenheid;
  4. door het nemen van passende maatregelen het volledige gebruik van doelmatige voorzieningen te bevorderen, zoals :
  a) verlaging of afschaffing van alle kosten;
  b) verlening van geldelijke bijstand in daarvoor in aanmerking komende gevallen;
  c) de tijd welke de werknemer gedurende zijn tewerkstelling op verzoek van zijn werkgever voor aanvullende opleiding besteedt, aan te merken als deel van de normale arbeidstijd;
  d) in overleg met de organisaties van werkgevers en werknemers, de doeltreffendheid van leerlingstelsels en andere opleidingstelsels voor jeugdige werknemers door het uitoefenen van voldoende toezicht te waarborgen, alsmede zorg te dragen voor afdoende bescherming van jeugdige arbeiders in het algemeen.

  Art. 11. Recht op bescherming van de gezondheid.
  Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op bescherming van de gezondheid te waarborgen, verplichten de Overeenkomstsluitende Partijen zich, hetzij rechtstreeks, hetzij in samenwerking met openbare of particuliere organisaties, passende maatregelen te nemen o.a. met het oogmerk :
  1. de oorzaken van een slechte gezondheid zoveel mogelijk weg te nemen;
  2. ter bevordering van de volksgezondheid en de persoonlijke verantwoordelijkheid op het gebied van de gezondheid voorzieningen te treffen op het terrein van voorlichting en onderwijs;
  3. epidemische, endemische en andere ziekten zoveel mogelijk te voorkomen.

  Art. 12. Recht op sociale zekerheid.
  Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op sociale zekerheid te waarborgen, verplichten de Overeenkomstsluitende Partijen zich :
  1. een stelsel van sociale zekerheid in te voeren of in stand te houden;
  2. het stelsel van sociale zekerheid te houden op een bevredigend peil, dat ten minste gelijk is aan het peil dat vereist is voor de bekrachtiging van het Internationale Arbeidsverdrag (nr 102) betreffende minimum-normen van sociale zekerheid;
  3. te streven naar een geleidelijke verhoging van de sociale zekerheidsnormen;
  4. stappen te ondernemen, door het sluiten van passende bilaterale en multilaterale overeenkomsten of door andere middelen, en met inachtneming van de in zulke overeenkomsten neergelegde voorwaarden, ter waarborging van :
  a) een gelijke behandeling van de onderdanen van andere Overeenkomstsluitende Partijen en de eigen onderdanen wat betreft rechten op het gebied van sociale zekerheid, met inbegrip van het behoud van uitkeringen uit hoofde van de sociale zekerheidswetgeving, ongeacht eventuele verplaatsingen van de beschermde personen tussen de grondgebieden van de Overeenkomstsluitende Partijen;
  b) de verlening, handhaving en het herstel van rechten op sociale zekerheid, o.a. door het samenstellen van tijdvakken van verzekering of tewerkstelling der betrokkenen, overeenkomstig de wetgeving van elke der Overeenkomstsluitende Partijen.

  Art. 13. Recht op sociale en geneeskundige bijstand.
  Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op sociale en geneeskundige bijstand te waarborgen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich:
  1. te waarborgen dat eenieder die geen toereikende inkomsten heeft en niet in staat is zulke inkomsten door eigen inspanning of met andere middelen te verwerven, in het bijzonder door uitkeringen krachtens een stelsel van sociale zekerheid voldoende bijstand verkrijgt en in geval van ziekte de voor zijn toestand vereiste verzorging geniet;
  2. te waarborgen dat personen die zulk een bijstand ontvangen, niet om die reden een vermindering van hun politieke of sociale rechten ondergaan;
  3. te bepalen, dat een ieder van bevoegde openbare of particuliere diensten de voorlichting en persoonlijke bijstand ontvangt die nodig zijn om zijn persoonlijke nood of die van zijn gezin te voorkomen, weg te nemen of te lenigen;
  4. de bepalingen sub 1, 2 en 3 van dit artikel, op onderdanen van andere Overeenkomstsluitende Partijen die wettig binnen hun grondgebied verblijven, toe te passen op gelijke wijze als op hun eigen onderdanen, in overeenstemming met hun verplichtingen krachtens het Europese Verdrag betreffende sociale en medische bijstand, op 11 december 1953 te Parijs ondertekend.

  Art. 14. Recht op het gebruik van diensten voor sociale zorg.
  Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op het gebruik van diensten voor sociale zorg te waarborgen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich:
  1. diensten welke door toepassing van methoden van maatschappelijk werk kunnen bijdragen tot het welzijn en de ontwikkeling zowel van individuele personen als van groepen personen, alsmede tot hun aanpassing aan het sociale milieu, op te richten of aan de oprichting daarvan medewerking te verlenen;
  2. deelneming van de individuele personen en particuliere of andere organisaties aan de instelling en instandhouding van dergelijke diensten te stimuleren.

  Art. 15. Recht van lichamelijk of geestelijk minder-validen op vakopleiding en revalidatie in beroep en samenleving.
  Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht van lichamelijk of geestelijk minder-validen op vakopleiding en revalidatie in beroep en samenleving te waarborgen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich :
  1. passende maatregelen te treffen voor het verschaffen van opleidingsmogelijkheden, gespecialiseerde instellingen van openbare of particuliere aard zo nodig daarbij inbegrepen;
  2. passende maatregelen te treffen voor de tewerkstelling van minder-validen, zoals het oprichten van gespecialiseerde bemiddelingsbureaus, het verschaffen van gelegenheid voor beschutte arbeid en maatregelen tot aanmoediging van werkgevers minder-validen in dienst te nemen.

  Art. 16. Recht van het gezin op sociale, wettelijke en economische bescherming.
  Ten einde de noodzakelijke voorwaarden te scheppen voor de volledige ontplooiing van het gezin als fundamentele maatschappelijke eenheid, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich, de economische, wettelijke en sociale bescherming van het gezinsleven te bevorderen, o.a. door het doen van sociale- en gezinsuitkeringen, het treffen van fiscale regelingen, het verschaffen van gezinshuisvesting, en het doen van uitkeringen bij huwelijk.

  Art. 17. Recht van moeders en kinderen op sociale en economische bescherming.
  Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht van moeders en kinderen op sociale en economische bescherming te waarborgen, treffen de Overeenkomstsluitende Partijen alle nuttige en noodzakelijke maatregelen te dien einde, met inbegrip van de oprichting of instandhouding van passende instellingen of diensten.

  Art. 18. Recht op het uitoefenen van een op winst gerichte bezigheid op het grondgebied van andere Overeenkomstsluitende Partijen.
  Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht op het uitoefenen van een op winst gerichte bezigheid op het grondgebied van elke andere Overeenkomstsluitende Partij te waarborgen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich :
  1. de bestaande regelingen zo ruim mogelijk toe te passen;
  2. de bestaande formaliteiten te vereenvoudigen en kanselarijrechten en andere kosten welke buitenlandse werknemers of hun werkgevers moeten betalen, te verminderen of af te schaffen;
  3. de regelingen met betrekking tot de tewerkstelling van buitenlandse werknemers individueel of gemeenschappelijk op soepeler wijze toe te passen; en erkennen:
  4. het recht van hun onderdanen om het land te verlaten ten einde op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partijen een op winst gerichte bezigheid uit te oefenen.

  Art. 19. Recht van migrerende werknemers en hun gezinnen op bescherming en bijstand.
  Ten einde de onbelemmerde uitoefening van het recht van migrerende werknemers en hun gezinnen op bescherming en bijstand op het grondgebied van elke andere Overeenkomstsluitende Partij te waarborgen, verbinden de Overeenkomstsluitende Partijen zich:
  1. doelmatige en kosteloze diensten te onderhouden, dan wel zich ervan te vergewissen dat zulke diensten worden onderhouden, gericht op bijstand aan genoemde werknemers, in het bijzonder voor het verkrijgen van nauwkeurige voorlichting, en alle passende maatregelen te treffen, voor zover nationale wetten en verordeningen zulks toelaten, tegen misleidende propaganda betreffende emigratie en immigratie;
  2. passende maatregelen te treffen binnen hun eigen rechtsgebied ter vergemakkelijking van het vertrek, de reis en de ontvangst van genoemde werknemers en hun gezinnen, en binnen hun eigen rechtsgebied gedurende de reis te zorgen voor doelmatige diensten op het gebied van de gezondheid en medische behandeling, alsmede voor goede hygiënische toestanden;
  3. waar nodig samenwerking tussen sociale diensten, zowel van openbare als van particuliere aard, in emigratie- en immigratielanden, te bevorderen;
  4. voor genoemde werknemers die wettig binnen hun grondgebied verblijven, voor zover deze aangelegenheden bij de wet of bij verordening worden geregeld of onderworpen zijn aan het toezicht van bestuursautoriteiten, een behandeling te waarborgen die niet minder gunstig is dan die van hun eigen onderdanen wat betreft de volgende aangelegenheden :
  a) de beloning en andere arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden;
  b) het lidmaatschap van vakverenigingen en het genot van de voordelen van collectieve onderhandelingen;
  c) huisvesting;
  5. voor genoemde werknemers die wettig op hun grondgebied verblijven, een behandeling te waarborgen die niet minder gunstig is dan die van hun eigen onderdanen wat betreft belastingen op uit dienstverband voortvloeiende beloning, en wat betreft kosten of bijdragen verschuldigd met betrekking tot de tewerkgestelde personen;
  6. zoveel mogelijk de hereniging van het gezin van een migrerende werknemer die toestemming heeft verkregen om zich op het grondgebied te vestigen, te vergemakkelijken;
  7. voor genoemde werknemers die wettig op hun grondgebied verblijven, een behandeling te waarborgen die niet minder gunstig is dan die van hun eigen onderdanen wat betreft gerechtelijke procedures in verband met de in dit artikel vermelde aangelegenheden;
  8. te waarborgen, dat genoemde werknemers die wettig binnen hun grondgebied verblijven, niet uitgeleid worden tenzij zij de nationale veiligheid in gevaar brengen of een strafbaar feit tegen de openbare orde of de openbare zeden plegen;
  9. binnen de wettelijke grenzen toe te staan, dat genoemde werknemers zoveel van hun verdiensten en spaargelden overmaken als zij zelf wensen;
  10. de bescherming en bijstand, voorzien in dit artikel, uit te strekken tot migranten die zelfstandig een beroep uitoefenen, voor zover deze maatregelen van toepassing kunnen zijn.

  DEEL III.

  Art. 20. Verplichtingen.
  1. Ieder der Overeenkomstsluitende Partijen is verplicht :
  a) deel 1 van het onderhavige Handvest te beschouwen als een verklaring van de doelstellingen welke zij overeenkomstig de inleidende alinea van genoemd deel met alle daarvoor in aanmerking komende middelen zal nastreven;
  b) zich gebonden te achten door ten minste vijf van de zeven hierna genoemde artikelen van deel II van het Handvest, namelijk de artikelen 1, 5, 6, 12, 13, 16 en 19;
  c) zich behalve door de overeenkomstig het voorgaand lid door haar gekozen artikelen, gebonden te achten door een aantal artikelen of genummerde leden van Deel II van het Handvest, te harer keuze, mits het totale aantal artikelen of genummerde leden die haar binden, niet minder dan 10 artikelen of 45 genummerde leden bedraagt.
  2. De krachtens lid 1, sub b en c, van dit artikel gekozen artikelen of leden worden medegedeeld aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa bij de nederlegging van de akte van bekrachtiging of goedkeuring door de betrokken Overeenkomstluidende Partij.
  3. Ieder der Overeenkomstluidende Partijen kan op een later tijdstip door kennisgeving aan de secretaris-generaal verklaren dat zij zich gebonden acht door andere artikelen of genummerde leden van deel II van het Handvest, dat zij nog niet eerder overeenkomstig lid 1 van dit artikel heeft aanvaard. Deze later aanvaarde verplichtingen worden geacht een integrerend deel van de bekrachtiging of goedkeuring te zijn en hebben met ingang van de dertigste dag na de datum van kennisgeving hetzelfde rechtsgevolg.
  4. De secretaris-generaal doet van elke door hem overeenkomstig dit deel van het Handvest ontvangen kennisgeving mededeling aan alle ondertekenende regeringen, alsmede aan de Directeur-generaal van het Internationale Arbeidsbureau.
  5. Iedere Overeenkomstsluitende Partij dient te beschikken over een aan haar nationale omstandigheden aangepast stelsel van arbeidsinspectie.

  DEEL IV.

  Art. 21. Rapporten inzake de aanvaarde bepalingen.
  De Overeenkomstsluitende Partij zenden, in een nader door het Comité van Ministers te bepalen vorm, tweejaarlijkse rapporten inzake de toepassing van de door hen aanvaarde bepalingen van Deel II van het Handvest aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa.

  Art. 22. Rapporten inzake de niet aanvaarde bepalingen.
  De Overeenkomstsluitende Partijen doen de secretaris-generaal van de Raad van Europa met passende tussenruimten, op verzoek van het Comité van Ministers, rapporten toekomen inzake de bepalingen van Deel II van het Handvest, welke zij noch ten tijd van de bekrachtiging of goedkeuring noch bij latere kennisgeving hebben aanvaard. Het Comité van Ministers bepaalt op gezette tijden ten aanzien van welke bepalingen deze rapporten zullen worden gevraagd en in welke vorm deze moeten worden ingediend.

  Art. 23. <V 1991-10-21/40, art. 1, 002; Inwerkingtreding : onbepaald> Verstrekking van exemplaren van rapporten en opmerkingen.
  1. Iedere Overeenkomstsluitende Partij zendt, wanneer zij de Secretaris-Generaal een rapport als bedoeld in de artikelen 21 en 22 toezendt, een exemplaar van dat rapport aan haar nationale organisaties die aangesloten zijn bij de internationale organisaties van werkgevers en werknemers die, overeenkomstig artikel 27, tweede lid, uitgenodigd zijn zich te doen vertegenwoordigen op bijeenkomsten van het regeringscomité. Deze organisaties zenden de Secretaris-Generaal eventuele opmerkingen over de rapporten van de Overeenkomstsluitende Partijen. De Secretaris-Generaal zendt een exemplaar van deze opmerkingen aan de betrokken Overeenkomstsluitende Partijen, die daarop kunnen reageren.
  2. De Secretaris-Generaal zendt een exemplaar van de rapporten van de Overeenkomstsluitende Partijen aan de internationale niet-gouvernementele organisaties die een raadgevende status bij de Raad van Europa bezitten en beschikken over bijzondere bekwaamheid inzake aangelegenheden bestreken door dit Handvest.
  3. De in de artikelen 21 en 22 en in dit artikel bedoelde rapporten en opmerkingen worden op verzoek aan het publiek ter beschikking gesteld.

  Art. 24. <V 1991-10-21/40, art. 2, 002; Inwerkingtreding : onbepaald> Bestudering van de rapporten.
  1. De krachtens de artikelen 21 en 22 aan de Secretaris-Generaal gezonden rapporten worden bestudeerd door een ingevolge artikel 25 in het leven geroepen Comité van onafhankelijke deskundigen. Het Comité dient eveneens de beschikking te hebben over alle overeenkomstig artikel 23, eerste lid, aan de Secretaris-Generaal toegezonden opmerkingen. Na voltooiing van de bestudering stelt het Comité van onafhankelijke deskundigen een rapport op waarin het zijn conclusies neerlegt.
  2. Ten aanzien van de in artikel 21 bedoelde rapporten beoordeelt het Comité van onafhankelijke deskundigen vanuit juridisch standpunt de naleving in de nationale wetgeving en praktijk van de verplichtingen die voor de betrokken Overeenkomstsluitende Partijen uit het Handvest voortvloeien.
  3. Het Comité van onafhankelijke deskundigen kan verzoeken om meer informatie en opheldering rechtstreeks tot de Overeenkomstsluitende Partijen te richten. In dit verband kan het Comité van onafhankelijke deskundigen ook, indien nodig, een bijeenkomst beleggen met de vertegenwoordigers van een Overeenkomstsluitende Partij, op eigen initiatief of op verzoek van de betrokken Overeenkomstsluitende Partij. De in artikel 23, eerste lid, bedoelde organisaties worden op de hoogte gehouden.
  4. De conclusies van het Comité van onafhankelijke deskundigen worden door de Secretaris-Generaal openbaar gemaakt en medegedeeld aan het Regeringscomité, de Parlementaire Vergaderingen en de in artikel 23, eerste lid, en artikel 27, tweede lid, genoemde organisaties.

  Art. 25. <V 1991-10-21/40, art. 3, 002; Inwerkingtreding : onbepaald> Comité van onafhankelijke deskundigen.
  1. Het Comité van onafhankelijke deskundigen bestaat uit ten minste negen leden, die door de Parlementaire Vergadering met een meerderheid van de uitgebrachte stemmen worden gekozen uit een lijst van door de Overeenkomstsluitende Partijen voorgedragen deskundigen van onbesproken reputatie en erkende bekwaamheid op het gebied van nationale en internationale sociale aangelegenheden. Het precieze aantal leden wordt bepaald door het Comité van Ministers.
  2. De leden van het Comité worden gekozen voor een tijdvak van zes jaar. Zij kunnen eenmaal worden herkozen.
  3. Een lid van het Comité van onafhankelijke deskundigen dat gekozen is in de plaats van een lid wiens mandaat nog niet is afgelopen, heeft zitting voor de resterende tijd van het mandaat van zijn voorganger.
  4. De leden van het Comité hebben zitting op persoonlijke titel. Gedurende hun mandaat mogen zij geen functies vervullen die onverenigbaar zijn met de vereisten van onafhankelijkheid, onpartijdigheid en beschikbaarheid die inherent zijn aan hun mandaat.

  Art. 26. Deelneming van de Internationale Arbeidsorganisatie.
  De Internationale Arbeidsorganisatie wordt uitgenodigd een vertegenwoordiger aan te wijzen, die met raadgevende stem de beraadslagingen van het Comité van deskundigen bijwoont.

  Art. 27. <V 1991-10-21/40, art. 4, 002; Inwerkingtreding : onbepaald> Regeringscomité.
  1. De rapporten van de Overeenkomstsluitende Partijen, die opmerkingen en informatie toegezonden overeenkomstig artikel 23, eerste lid, en artikel 24, derde lid, en de rapporten van het Comité van onafhankelijke deskundigen worden voorgelegd aan een Regeringscomité.
  2. Het Comité bestaat uit een vertegenwoordiger van ieder der Overeenkomstsluitende Partijen. Het verzoekt ten hoogste twee internationale organisaties van werkgevers en twee internationale organisaties van werknemers, waarnemers te zenden, die zijn bijeenkomsten met raadgevende stem zullen bijwonen. Voorts kan het vertegenwoordigers raadplegen van internationale niet-gouvernementele organisaties die een raadgevende status bij de Raad van Europa bezitten en beschikken over bijzondere bekwaamheid inzake aangelegenheden bestreken door dit Handvest.
  3. Het Regeringscomité bereidt de beslissingen van het Comité van Ministers voor. Met name selecteert het, in het licht van de rapporten van het Comité van onafhankelijke deskundigen en van de Overeenkomstsluitende Partijen, de situaties die naar zijn mening het onderwerp moeten vormen van aanbevelingen aan iedere betrokken Overeenkomstsluitende Partij, in overeenstemming met artikel 28 van het Handvest; daarbij geeft het de redenen voor zijn keuze, op basis van sociale, economische en andere beleidsoverwegingen. Het legt aan het Comité van Ministers een rapport voor, dat openbaar wordt gemaakt.
  4. Op basis van zijn bevindingen over de toepassing van het Sociaal Handvest in het algemeen kan het Regeringscomité aan het Comité van Ministers voorstellen voorleggen gericht op te verrichten onderzoeken over sociale onderwerpen en over artikelen van het Handvest die mogelijk geactualiseerd zouden kunnen worden.

  Art. 28. <V 1991-10-21/40, art. 5, 002; Inwerkingtreding : onbepaald> Comité van Ministers.
  1. Het Comité van Ministers neemt, met een meerderheid van twee derde van degenen die hun stem uitbrengen, waarbij het stemrecht is beperkt tot de Overeenkomstsluitende Partijen, op basis van het rapport van het Regeringscomité, een resolutie betreffende de gehele toezichtsperiode aan, waarin afzonderlijke aanbevelingen aan de betrokken Overeenkomstsluitende Partijen zijn opgenomen.
  2. Met inachtneming van de door het Regeringscomité ingevolge artikel 27, vierde lid, ingediende voorstellen neemt het Comité van Ministers de beslissingen die het passend acht.

  Art. 29. <V 1991-10-21/40, art. 6, 002; Inwerkingtreding : onbepaald> Parlementaire Vergadering.
  De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa zendt de Parlementaire Vergadering, met het oog op het houden van periodieke plenaire debatten, de rapporten toe van het Comité van onafhankelijke deskundigen en van het Regeringscomité, alsmede de resoluties van het Comité van Ministers.

  DEEL V.

  Art. 30. Afwijking in geval van oorlog of noodtoestand.
  1. In geval van oorlog of een andere noodtoestand, waardoor het voortbestaan van het land wordt bedreigd, kan iedere Overeenkomstsluitende Partij maatregelen nemen in afwijking van de in het onderhavige Handvest genoemde verplichtingen, doch uitsluitend voor zover de omstandigheden zulks absoluut vereisen en deze maatregelen niet in strijd zijn met andere volkenrechtelijke verplichtingen.
  2. Indien een Overeenkomstsluitende Partij van dit recht om af te wijken gebruik heeft gemaakt, stelt zij binnen een redelijke termijn de secretaris-generaal van de Raad van Europa volledig op de hoogte van de getroffen maatregelen en van de redenen die hiertoe hebben geleid. Tevens dient zij de secretaris-generaal mededeling te doen van het tijdstip waarop deze maatregelen buiten werking zijn gesteld en de door haar aanvaarde bepalingen van het Handvest wederom volledig van toepassing zijn.
  3. De secretaris-generaal stelt de overige Overeenkomstsluitende Partijen alsmede de Directeur-generaal van het Internationale Arbeidsbureau, op de hoogte van alle overeenkomstig lid 2 van dit artikel ontvangen mededelingen.

  Art. 31. Beperkingen.
  1. Wanneer de in Deel 1 genoemde rechten en beginselen en de in Deel II geregelde onbelemmerde uitoefening en toepassing hiervan zijn verwezenlijkt, kunnen zij buiten de in Deel I en Deel II vermelde gevallen generlei beperkingen ondergaan, met uitzondering van die welke bij de wet zijn voorgeschreven en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn voor de bescherming van de rechten en de vrijheden van anderen en voor de bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden.
  2. De krachtens het onderhavige Handvest geoorloofde beperkingen op de daarin vermelde rechten en verplichtingen kunnen uitsluitend worden toegepast voor het doel waarvoor zij zijn bestemd.

  Art. 32. Verhouding van het Handvest tot het nationale recht of tot Internationale overeenkomsten.
  De bepalingen van het onderhavige Handvest laten de bepalingen van nationaal recht en van alle reeds van kracht zijnde of nog van kracht wordende bilaterale of multilaterale verdragen of overeenkomsten welke gunstiger zijn voor de beschermde personen, onverlet.

  Art. 33. Toepassing door middel van collectieve overeenkomsten.
  1. In de lidstaten waar de bepalingen van de leden 1, 2, 3, 4 en 5 van artikel 2, de leden 4, 6 en 7 van artikel 7, en de leden 1, 2, 3 en 4 van artikel 10 van Deel II van het onderhavige Handvest gewoonlijk behoren tot het terrein van overeenkomsten tussen werkgevers of organisaties van werkgevers en organisaties van werknemers, of gewoonlijk anders dan krachtens de wet worden toegepast, kunnen de Overeenkomstsluitende Partijen dienovereenkomstige verplichtingen aangaan, welke verplichtingen zullen worden geacht te zijn nagekomen, zodra deze bepalingen door zodanige overeenkomsten of andere middelen worden toegepast op de overgrote meerderheid der betrokken werknemers.
  2. In de lidstaten waar deze bepalingen gewoonlijk tot het terrein van de wetgeving behoren, kunnen de Overeenkomstsluitende Partijen dienovereenkomstige verplichtingen aangaan, welke verplichtingen zullen worden geacht te zijn nagekomen, zodra deze bepalingen krachtens de wet worden toegepast op de overgrote meerderheid der betrokken werknemers.

  Art. 34. Territoriale toepassing.
  1. Dit Handvest is van toepassing op het grondgebied van het moederland van elk der Overeenkomstsluitende Partijen. Elke ondertekenende regering kan op het tijdstip van ondertekening, dan wel op het tijdstip van de nederlegging van haar akte van bekrachtiging of goedkeuring, het grondgebied dat voor de toepassing van dit Handvest als haar moederland dient te worden beschouwd, nader omschrijven in een aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa te richten verklaring.
  2. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan op het tijdstip van bekrachtiging of goedkeuring van dit Handvest, of op elk ander daaropvolgend tijdstip, in een aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa te richten kennisgeving verklaren dat het Handvest, geheel of gedeeltelijk, van toepassing zal zijn op één of meer in bedoelde verklaring aangegeven grondgebieden buiten het moederland gelegen, waarvan zij de internationale betrekkingen behartigt en waarvoor zij de internationale verantwoordelijkheid aanvaardt. Zij dient in deze verklaring aan te geven welke van de in Deel II van het Handvest vervatte artikelen of leden in elk der in de verklaring aangegeven gebieden van kracht zullen zijn.
  3. Dit Handvest is op het grondgebied of de grondgebieden als vermeld in de in het vorige lid bedoelde verklaring van toepassing vanaf de dertigste dag na de datum waarop de secretaris-generaal officieel van deze verklaring heeft kennis genomen.
  4. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan te allen tijde in een aan de secretaris-generaal van de Raad van Europa te richten kennisgeving verklaren dat zij ten aanzien van één of meer grondgebieden waarop dit Handvest krachtens lid 2 van dit artikel van toepassing is, nader te noemen artikelen of genummerde leden van kracht verklaart, welke zij nog niet ten aanzien van zodanig gebied of zodanige gebieden als bindend had aanvaard. Deze later aanvaarde verplichtingen worden geacht een integrerend deel te vormen van de oorspronkelijke verklaring ten aanzien van het betrokken grondgebied en hebben hetzelfde rechtsgevolg vanaf de dertigste dag na de datum van de officiële kennisgeving.
  5. De secretaris-generaal stelt de overige ondertekenende regeringen en de Directeur-generaal van het Internationale Arbeidsbureau in kennis van elke door hem uit hoofde van dit artikel ontvangen kennisgeving.

  Art. 35. Ondertekening, bekrachtiging, inwerkingtreding.
  1. Elk lid van de Raad van Europa kan dit Handvest ondertekenen. Het moet worden bekrachtigd of goedgekeurd. De akten van bekrachtiging of goedkeuring worden nedergelegd bij de secretaris-generaal.
  2. Dit Handvest treedt in werking op de dertigste dag na de nederlegging van de vijfde akte van bekrachtiging of goedkeuring.
  3. Ten aanzien van elke ondertekenende regering die het Handvest nadien bekrachtigt, treedt het in werking op de dertigste dag na de nederlegging van haar akte van bekrachtiging of goedkeuring.
  4. De secretaris-generaal stelt alle leden van de Raad van Europa en de Directeur-generaal van het Internationale Arbeidsbureau in kennis van de inwerkingtreding van dit Handvest, van de namen der Overeenkomstsluitende Partijen die het Handvest hebben bekrachtigd of goedgekeurd, alsmede van elke op een later tijdstip verrichte nederlegging van een akte van bekrachtiging of goedkeuring.

  Art. 36. Wijzigingen.
  Elk lid van de Raad van Europa kan wijzigingen op dit Handvest voorstellen door deze mede te delen aan de secretaris-generaal. De secretaris-generaal brengt de aldus voorgestelde wijzigingen ter kennis van de overige leden van de Raad van Europa, waarna deze voorstellen door het Comité van Ministers worden onderzocht en voor advies aan de Raadgevende Vergadering worden voorgelegd. Elke door het Comité van Ministers goedgekeurde wijziging wordt van kracht op de dertigste dag nadat alle Overeenkomstsluitende Partijen de secretaris-generaal hun instemming daarmede hebben betuigd. De secretaris-generaal stelt alle lidstaten van de Raad van Europa en de Directeur-generaal van het Internationale Arbeidsbureau in kennis van de inwerkingtreding van deze wijzigingen.

  Art. 37. Opzegging. 1. Een Overeenkomstsluitende Partij kan dit Handvest slechts opzeggen na verloop van een periode van vijf jaar na de datum waarop het Handvest ten aanzien van de betrokken Partij in werking is getreden, of binnen elke periode van twee jaar daaropvolgend; in elk van deze gevallen dient de opzegging met inachtneming van een termijn van zes maanden ter kennis te worden gebracht van de secretaris-generaal van de Raad van Europa, die de overige Overeenkomstsluitende Partijen en de Directeur-generaal van het Internationale Arbeidsbureau hiervan mededeling doet. Een opzegging heeft geen gevolgen ten opzichte van de overige Overeenkomstsluitende Partijen, mits hun aantal nooit minder dan vijf bedraagt.
  2. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan overeenkomstig de bepalingen van het voorgaande lid elk door haar aanvaard artikel of lid van Deel II van het Handvest opzeggen, mits het aantal artikelen dat voor deze Overeenkomstsluitende Partij bindend is, nooit minder dan 10 en het aantal leden nooit minder dan 45 bedraagt, en mits dit aantal artikelen of leden steeds de artikelen omvat die door de Overeenkomstsluitende Partij zijn gekozen uit de in artikel 20, lid 1, sub b) genoemde artikelen.
  3. Elke Overeenkomstsluitende Partij kan dit Handvest of elk der artikelen of leden van Deel II van het Handvest overeenkomstig de bepalingen van lid 1 van dit artikel opzeggen ten aanzien van elk grondgebied waarop dit Handvest van toepassing is krachtens een overeenkomstig artikel 34, lid 2, afgelegde verklaring.

  Artikel N. BIJLAGE BIJ HET SOCIALE HANDVEST: Werkingssfeer van het Sociale Handvest met betrekking tot de te beschermen personen. <De bijlage bij dit Handvest vormt een integrerend deel ervan>
  1. Behoudens het bepaalde in artikel 12, lid 4, en in artikel 13, lid 4, zijn onder de in de artikelen 1 tot en met 17 bedoelde personen slechts die buitenlanders begrepen die onderdanen zijn van andere Overeenkomstsluitende Partijen en rechtmatig woonachtig zijn in, dan wel geregeld werkzaam zijn, op, het grondgebied van de betrokken Overeenkomstsluitende Partij, met dien verstande dat de genoemde artikelen dienen te worden uitgelegd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 18 en 19.
  Deze uitlegging sluit een uitbreiding van overeenkomstige rechten tot andere personen door een der Overeenkomstsluitende Partijen niet uit.
  2. Elke Overeenkomstsluitende Partij ziet erop toe dat vluchtelingen in de zin van het Verdrag van Genève van 28 juli betreffende de status van vluchtelingen die rechtmatig woonachtig zijn op haar grondgebied, een zo gunstig mogelijke behandeling genieten en in elk geval een niet minder gunstige dan waartoe zij zich krachtens dit Verdrag heeft verbonden, alsmede krachtens alle andere bestaande en op de bedoelde vluchtelingen van toepassing zijnde internationale verdragen.
  DEEL 1, Lid 18 en DEEL II, Artikel 18, lid 1:
  Deze bepalingen hebben geen betrekking op de betreding van het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen en laten de bepalingen van het te Parijs op 13 december 1955 ondertekende Europese Vestigingsverdrag onverlet.
  DEEL II :
  Artikel 1, lid 2 :
  Deze bepaling mag niet in dier voege worden uitgelegd dat clausules en feitelijke gedragingen ter bevestiging van het vakbondswezen zijn verboden of toegestaan.
  Art. 4, lid 4 :
  Deze bepaling mag niet worden uitgelegd als inhoudende een verbod van ontslag op staande voet wegens een ernstig vergrijp.
  Art. 4, lid 5 :
  Een Overeenkomstsluitende Partij kan de in dit lid bedoelde verplichting slechts op zich nemen indien inhoudingen op de lonen hetzij bij de wet, hetzij bij collectieve overeenkomsten of bij scheidsrechterlijke uitspraken, verboden zijn ten aanzien van de overgrote meerderheid der werknemers, waarbij de niet onder zodanige maatregelen vallende personen de enige uitzondering vormen.
  Art. 6, lid 4 :
  Elke Overeenkomstsluitende Partij kan zelf het recht van staking bij de wet regelen, mits elke eventuele verdere beperking van dit recht in de bepalingen van artikel 31 rechtvaardiging vindt.
  Art. 7, lid 8 :
  Een Overeenkomstsluitende Partij wordt geacht aan de in dit lid genoemde verplichting te hebben voldaan indien zij in de geest van deze verplichting bij de wet bepaalt dat de overgrote meerderheid van de minderjarigen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, geen nachtarbeid mag verrichten.
  Art. 12, lid 4 :
  De zinsnede "en met inachtneming van de in zulke overeenkomsten neergelegde voorwaarden" van de inleiding tot dit lid wordt geacht onder meer in te houden dat een Overeenkomstsluitende Partij ten aanzien van de niet van verzekeringspremies afhankelijke uitkeringen het ingezetenschap gedurende een voorgeschreven periode verplicht kan stellen alvorens deze uitkeringen aan onderdanen van andere Overeenkomstsluitende Partijen te verlenen.
  Art. 13, lid 4 :
  De regeringen die het Europese Verdrag betreffende sociale en medische bijstand niet hebben ondertekend, kunnen het Sociale Handvest ten aanzien van dit lid bekrachtigen, mits zij erop toezien dat onderdanen van andere Overeenkomstsluitende Partijen een met de bepalingen van genoemd Verdrag strokende behandeling genieten.
  Art. 19, lid 6 :
  Voor de toepassing van deze bepaling wordt de zinsnede "gezin van een migrerende werknemer" geacht ten minste zijn echtgenote en kinderen te zijnen laste die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt, te omvatten.
  DEEL III :
  Het Handvest houdt juridische verplichtingen van internationale aard in, welker toepassing uitsluitend aan het in Deel IV omschreven toezicht is onderworpen.
  Art. 20, lid 1 :
  De uitdrukking "genummerde leden" kan eveneens betrekking hebben op artikelen welke slechts een enkel lid omvatten.
  DEEL V, Art. 30 :
  De zinsnede "in geval van oorlog of een andere noodtoestand" heeft eveneens betrekking op oorlogsdreiging.

AanhefTekstInhoudstafelBegin
   De ondertekenende Regeringen, Leden van de Raad van Europa, Overwegende, dat het doel van de Raad van Europa is een grotere eenheid tussen zijn Leden tot stand te brengen ten einde de idealen en beginselen welke hun gemeenschappelijk erfdeel zijn, veilig te stellen en te verwezenlijken en hun economische en sociale vooruitgang te bevorderen, in het bijzonder door de handhaving en verdere verwezenlijking van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
   Overwegende, dat in het op 4 november 1950 te Rome ondertekende Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en het daarbij behorende Protocol, dat op 20 maart 1952 te Parijs werd ondertekend, de lidstaten van de Raad van Europa overeenkwamen, dat zij hun volkeren de daarin opgesomde burgerlijke en politieke rechten en vrijheden zouden waarborgen;
   Overwegende, dat ieder in het genot dient te worden gesteld, van sociale rechten, ongeacht ras, huidskleur, geslacht, godsdienst, politieke overtuiging, nationale afstamming of maatschappelijke afkomst;
   Vastbesloten, gezamenlijk alles in het werk te stellen om het levenspeil te verhogen en het welzijn van alle bevolkingsgroepen, zowel in de stad als op het platteland, te bevorderen door middel van doelmatige instellingen en maatregelen;
   .....

Wijziging(en)TekstInhoudstafelBegin
BEELD
  • VERDRAG VAN 21-10-1991 GEPUBL. OP 02-03-2001
    (GEWIJZIGDE ART. : 23; 24; 25; 27; 28; 29)