Voor wat het werk van de meesters betreft, spreekt het volgende, door één van hen in 1881 geschreven, voor zich:
Als wij generaties lang ‘de wereld hebben uitgesloten van kennis over onze kennis’, dan was dat omdat ze daarvoor absoluut ongeschikt was; en als zij, ondanks de geleverde bewijzen, blijft weigeren zich voor de feiten gewonnen te geven, dan zullen wij ons aan het einde van deze cyclus nogmaals in afzondering en in ons rijk van stilte terugtrekken. . . . We hebben aangeboden de oerlagen van het wezen van de mens, zijn fundamentele aard, bloot te leggen en de wonderlijke samengesteldheid van zijn innerlijke zelf te onthullen – iets dat nooit door de fysiologie of zelfs de psychologie in het uiterste dat zij naar buiten kunnen brengen kan worden bereikt – en het wetenschappelijk aan te tonen. Het maakt voor hen niets uit of de opgravingen zo diep zijn, de rotsen zo ruw en scherp dat bij het duiken in die voor hen peilloze oceaan de meesten van ons bij die gevaarlijke verkenningstocht omkomen, want wij waren het die de duikers en de pioniers waren, en de wetenschappers hoeven slechts te oogsten wat wij hebben gezaaid. Het is onze taak te duiken en de parels van waarheid aan de oppervlakte te brengen, hun taak – ze te reinigen en ze in wetenschappelijke juwelen te zetten. En als zij weigeren de onooglijke oesterschelp aan te raken, en volhouden dat er geen kostbare parel in verscholen zit of kan zitten, dan zullen wij ons opnieuw van elke verantwoordelijkheid tegenover de mensheid ontslagen achten.
– Mahatma Brieven, blz. 57
Niet gewaardeerd, onbekend, zonder aanzien, gaan de meesters door met hun werk van mededogen voor de verlichting van de mensheid, een werk dat gedurende vele miljoenen jaren nooit is opgehouden geestelijke vitaliteit uit te storten, en dat nog zo’n periode zal blijven doen als dat nodig zou zijn tot de tijd aanbreekt dat de mensheid uit haar apathie ontwaakt en opnieuw haar hart met de waarheid wil verenigen. Meester KH vervolgt:
Ontelbare generaties lang heeft de adept een tempel gebouwd van onvergankelijke stenen, een reuzentoren van oneindig denken, waarin de titan woonde en, als het nodig is, alleen zal blijven wonen, om er pas aan het eind van iedere cyclus uit te voorschijn te treden om de uitverkorenen van de mensheid te vragen met hem samen te werken en op hun beurt te helpen de bijgelovige mens te onderrichten. En we zullen dat periodieke werk van ons voortzetten, we zullen ons van onze filantropische pogingen niet laten afbrengen, tot op die dag dat de grondslagen voor een nieuw continent van denken zo stevig zijn gelegd dat geen enkele tegenstand en domme kwaadwilligheid geleid door de broeders van de schaduw de zege zal kunnen behalen.
– blz. 57-8
Geen opmerkingen:
Een reactie posten