Privacywetgeving.
Door Rogier De Corte, Overzicht van het Burgerlijk Recht, zesde herwerkte uitgave; 2006, Kluwer
Het Grondrecht privacy, uit het Amerikaanse recht afkomstig, heeft de laatste jaren een duidelijke wettelijke verankering gekregen. Grensoverschrijdende bepalingen zijn eveneens aanwezig: artikel 8, lid 1, van het EVRM en art 17 BUPO. Bij wet van 17 juni 1991 werd het Europees verdrag van Straatsburg 28 januari 1981 tot bescherming van de persoon ten opzichte van de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens goedgekeurd. Ondanks deze verankering en de rechtspraak van het EVRM is het geven van een inhoudelijk alomvattende omschrijving van het begrip "persoonlijke levenssfeer" vooralsnog geen eenvoudige taak.
Privacy is meer dan alleen het afschermen van de private levenssfeer, het is de bescherming van een aan de persoon eigen levenssfeer. of de ruimte aan elk individu toegekend waar hij, niet gestoord door derden, kan instaan voor zijn zelfontplooiing.
BUPO Art. 17. 1. Niemand mag worden onderworpen aan willekeurige of onwettige inmenging in zijn privé leven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling, noch aan onwettige aantasting van zijn eer en goede naam.
2. Een ieder heeft recht op bescherming door de wet tegen zodanige inmenging of aantasting.
Recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven Art. 8 EVRM
- 1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.
- 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Op dit ogenblik kan men slechts een goed beeld verkrijgen van de draagwijdte van de privacy-bescherming, indien men rekening houdt met minstens drie invalshoeken: de ontwikkeling van het grondrecht op zichzelf, de verwerking van de persoonsgegevens en de bescherming van de communicatie.
A Ontwikkeling grondrecht
De ontwikkeling van het grondrecht wordt op de eerste plaats gerealiseerd door de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en van de Belgische rechter. Samenvattend kan men stellen dat er vijf niveaus kunnen onderscheiden worden in die bescherming:
1. Afgeschermd leven. De bescherming van het afgeschermd leven (the right to be let alone) is het eerder klassieke gedeelde van de privacy dat niet alleen verbod inhoudt binnen te dringen in het afgeschermde leven, maar ook een zekere bescherming biedt voor handelingen in het openbaar gesteld. Hieronder vallen : het recht op bescherming van zijn persoonsafbeelding, eerbiediging van het dagboek, controle op de omgeving, bewaken, verbod op stalking ... ;
2. Omgang met anderen : De bescherming van relaties met andere mensen, bijv. de aard van het gezin, omgang met vrienden. In elke menselijke gemeenschap zal er sprake zijn van privacy (thuis, school, werk, gevangenis, ...), hoewel de mate van privacy wel erg kan verschillen. Hieronder valt ook de transmissie-en communicatiebescherming.
3. Zelfbeschikking. Een bepaald niveau van zelfbeschikking van de persoon kan eveneens onder het begin privacy vallen, bijv. de erkenning van het feitelijk geslacht, fysieke integriteit, ...
4. Informationele privacy. De informationele privacy heeft betrekking op de regeling van de verwerking van de persoonsgegevens.
5. Geautomatiseerde besluitvorming. Art 12is wet 8 december 1992 WVP geeft aan elke burger het recht zich te verzetten tegen het feit dat op hem een besluit wordt toegepast dat tot stand is gekomen op grond van een geautomatiseerde gegevensverwerking.
B Verwerking persoonsgegevens. Pas in de jaren '90 werd in België een kaderwet op de verwerking van persoonsgegevens goedgekeurd, terwijl in verschillende afzonderlijke sectoren voordien reeds diverse bepalingen van toepassing waren op de persoonsregistratie. Ingevolge de Europese Richtlijn nr 95/46, van 24 oktober 1995 heeft België deze kaderwet grondig moeten aanpassen, wat gebeurde bij wet van 11 december 1998.
Toepassingsgebied. De wet is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens, zowel in manuele als elektronische bestanden. Persoonsgegevens worden in de wet niet omschreven naar inhoud, maar naar de mogelijkheid om ze aan een bepaald fysiek persoon te kunnen koppelen. Enkel voor verwerkingen voor huishoudelijke doeleinden is de wet niet van toepassing
Grondbeginselen. Aan deze wet liggen de volgende beginselen ten grondslag.
a) de erkenning voor 'informationele privacy'. Art 5 WVP erkent dat enkel de titularis over zijn persoonsgegevens mag beschikken. Dit impliceert dat principieel niemand persoonsgegevens mag verwerken van een andere persoon, zonder de toestemming van het data-subject. Deze regel is tot uiting gebracht in art. 5 waar op limitatieve wijze de gevallen worden opgesomd, waarin persoonsgegevens van iemand andes mogen worden verwerkt: (1) met toestemming van de betrokkene (2) in uitvoering van een overeenkomst (3) bij naleving van een wettelijke bepaling (4) ter vrijwaring van vitale belangen van de betrokkene (5) in het raam van een taak van openbaar belang of bij de uitoefening van openbaar gezag en (6) bij gerechtvaardigd belang van verantwoordelijke van verwerking mits afweging van de belangen van de betrokken, behoudens wanneer afweging uitgesloten is.
(b) proportionaliteit van de verwerking
(c) bijzonder beschermde gegevens. Bepaalde gegevens mogen niet worden verwerkt (de zeer gevoelige gegevens opgesomd in artikel 6 de medische gegevens en de gerechtelijke gegevens).;
(d) rechten data-subject. Het data-subject heeft verschillende rechten: het recht op informatie bij de opname in een verwerking, recht op toegang, recht op correctie en in bepaalde gevallen het recht te vragen om niet verder het voorwerp van verwerking uit te maken;
(e) aanmeldingsplicht. Elektronische verwerkingen moeten gemeld worden bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (CBPL).
C Communicatiebescherming. België beschikt ook over één van de strengste beschermingsregimes m.b.t. de communicatie en telecommunicatie. Vooreerst is het recht op encryptie erkend.
Vervolgens is de belangrijkste bescherming van de privé-en de telecommunicatie in art 314 bis Sw. Hierdoor is het volstrekt verboden de inhoud van gesprekken tussen mensen, waaraan men niet deelneemt, te onderscheppen met behulp van enige toestel tijdens de transmissie.
HOOFDSTUK VIIIbis. - Misdrijven betreffende het geheim van privé-communicatie en -telecommunicatie. <Ingevoegd bij W 1994-06-30/49, art. 2; Inwerkingtreding : 03-02-1995>
Art. 314bis. <Ingevoegd bij W 1994-06-30/49, art. 2; Inwerkingtreding : 03-02-1995> § 1. Met gevangenisstraf van zes maanden tot één jaar en met geldboete van tweehonderd [euro] tot tienduizend [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die : <W 2000-06-26/42, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-2002> 1° ofwel, opzettelijk, met behulp van enig toestel privé-communicatie of -telecommunicatie, waaraan hij niet deelneemt, tijdens de overbrenging ervan, afluistert of doet afluisteren, er kennis van neemt of doet van nemen, opneemt of doet opnemen, zonder de toestemming van alle deelnemers aan die communicatie of telecommunicatie; 2° ofwel, met het opzet een van de hierboven omschreven misdrijven te plegen, enig toestel opstelt of doet opstellen. § 2. Met gevangenisstraf van zes maanden tot twee jaar en met geldboete van vijfhonderd [euro] tot twintigduizend [euro] of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij, die wetens, de inhoud van privé-communicatie of -telecommunicatie die onwettig afgeluisterd of opgenomen is of waarvan onwettig kennis genomen is, onder zich houdt, aan een andere persoon onthult of verspreidt, of wetens enig gebruik maakt van een op die manier verkregen inlichting. <W 2000-06-26/42, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-2002> Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden, gebruik maakt van een wettig gemaakte opname van privé-communicatie of -telecommunicatie. (§ 2bis. Met gevangenisstraf van zes maanden tot één jaar en met geldboete van tweehonderd euro tot tienduizend euro of met één van die straffen alleen wordt gestraft hij die, onrechtmatig, een instrument, met inbegrip van informaticagegevens, dat hoofdzakelijk is ontworpen of aangepast om het in § 1 bedoelde misdrijf mogelijk te maken, bezit, produceert, verkoopt, verkrijgt met het oog op het gebruik ervan, invoert, verspreidt of op enige andere manier ter beschikking stelt.) <W 2006-05-15/46, art. 3, 1°, 059; Inwerkingtreding : 22-09-2006> § 3. Poging tot het plegen van een der misdrijven bedoeld (in de §§ 1, 2 of 2bis) wordt gestraft zoals het misdrijf zelf. <W 2006-05-15/46, art. 3, 2°, 059; Inwerkingtreding : 22-09-2006> § 4. De straffen gesteld (in de §§ 1 tot 3) worden verdubbeld indien een overtreding van een van die bepalingen wordt begaan binnen vijf jaar na de uitspraak van een vonnis of een arrest houdende veroordeling wegens een van die strafbare feiten of wegens een van de strafbare feiten beoogd (in artikel 259bis, §§ 1 tot 3), dat in kracht van gewijsde is gegaan. <W 2006-05-15/46, art. 3, 3°, 059; Inwerkingtreding : 22-09-2006>
Tenslotte is er het beginsel van een vrij strenge bescherming van de telecommunicatiegegevens zelf. Telecommunicatiegegevens betreffen niet de inhoud van de communicatie, doch enkel de gegevens over gevoerde telecommunicate, zoals de identificatie van de omroeper, de bestemmelingen, de datum en het uur, ... Hierdoor is het bijvoorbeeld niet geoorloofd om van een bepaald telefoontoestel het feit van de in-en uitgaande gesprekken te registreren (tijdstip, nummer bestemmeling ...).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten