Een artikel uit 1898 door James Pryse met de titel ‘Helena
Petrovna Blavatsky’, dat onlangs werd herdrukt in The Canadian
Theosophist (mei/juni 1991), geeft misschien een antwoord:
De werkelijk groten zijn hun tijdgenoten ver vooruit,
en worden slechts volledig gewaardeerd door de generaties die na hen
komen; ze worden door maar weinigen in hun eigen tijd begrepen. Nauwgezet
kritisch onderzoek is slechts voor kleine dingen; wat groot is, moet
op een evenredig grote afstand worden waargenomen om op passende manier
te worden beoordeeld. Men vertelt dat onder de standbeelden die werden
aangeboden om mee te dingen naar een plaats op een tempel in het oude
Griekenland, er één was dat ruw, onaf en hoekig leek
en de spot van de beoordelaars opriep. Maar toen de volmaakt afgewerkte
standbeelden om de beurt daarboven werden geplaatst, alleen om weer
naar beneden te worden gehaald omdat de details ervan op zo’n
grote hoogte niet waren te onderscheiden en de glans van het gepolijste
oppervlak de contouren ervan vertroebelde, werd het afgekeurde standbeeld
tenslotte naar de plaats omhooggebracht; en allen waren vol bewondering
voor de schoonheid ervan, want door het ruwe oppervlak bleef het silhouet
ervan duidelijk en de afstand verzachtte de ruwgehouwen rondingen.
Als H.P. Blavatsky ruw, grof en zelfs lomp overkwam
op degenen om haar heen, was dat alleen omdat ze in een titanenvorm
was gegoten. In deze eeuw van zelfvoldane orthodoxieën, conventionele
denkwijzen, van afgezaagde en inhoudloze gemeenplaatsen, scheen ze
buitengewoon misplaatst. Zoals een profeet uit de oude tijd, onstuimig
als Elias, groots als Jesaja, geheimzinnig als Ezechiël, slingerde
ze vernietigende jeremiaden naar de kinderlijkheden en schijnheiligheden
van de negentiende eeuw. Ze was een voorloper die luid riep in de
woestijn van geloofsopvattingen. Ze behoorde niet tot het huidige
tijdperk. Haar boodschap kwam uit het machtige verleden, en ze bracht
deze niet aan het heden, maar aan de toekomst. Want het heden was
gehuld in de duisternis van het materialisme, en het enige licht waarmee
de toekomst kan worden verlicht, komt uit een ver verleden. . . .
Ze verkondigde aan allen die oren hadden om te horen de lang vergeten
waarheden waaraan de mensheid nu behoefte heeft. Ze legde getuigenis
af van de gnosis aan een eeuw die agnostisch was geworden. Ze bracht
berichten van de grote Loge, die in het verleden de ‘goede herder’
was van de mensheid.
Tot besluit van dit verhaal over het leven en de invloed van Helena
Blavatsky zijn hier een paar regels van haar eigen hand. Ze werden ontdekt
in haar bureau nadat haar lichaam stierf op 8 mei 1891:
Er is een steile doornige weg, omringd met gevaren
van elke soort – maar toch een weg; en deze leidt naar het hart
van het heelal. Ik kan u zeggen hoe u diegenen kunt vinden die u de
geheime doorgang zullen tonen die als enige naar binnen leidt. . .
. Voor degenen die voortgaan, is er een beloning die elke beschrijving
te boven gaat: de kracht om de mensheid tot zegen te zijn en te redden.
Voor degenen die tekortschieten, zijn er andere levens waarin het
succes misschien komt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten